411 is, dat het bepaalde bij art. 13 van het besluit van 26 October 1.1. stiptelijk worde achtervolgd, zoo verzoek ik Uwe Excellentie op nieuw, te willen zorgen, dat, bij aankomst van kleine gedeelten der expeditie deze niet worden verspreid, maar integendeel, dat de komst der ove rige troepen worde afgewacht, opdat zoo veel mogelijk deze afdeeling in haar geheel tot bestrijding der muitelingen worde aangevoerd." Hieruit maakte Du Bus volgens Weitzelde gevolgtrekking, dat de korpsen der expeditionaire afdeeling steeds samen, d. i. op het zelfde puntmoesten strijden. In Januari 1827 ging de expeditionaire afdeelingonder kommando van den kolonel Vermersch, onder zeil. //Nimmer wellicht"zegt de luitenant-kolonel P. M. Netscher //is er uit de Nederlandsche havens een schooner uitgeruste en beter samengestelde troep vertrok ken, dan die expeditie, die in 1827, geheel uit vrijwilligers gevormd, ter hulp snelde van onze door den opstand van Java bedreigde macht." (f) De totale sterkte der afdeeling bedroeg, volgens Netscher, 96 of ficieren en 2965 onder-officieren en manschappen. De eerste troepen kwamen in Mei, de laatste in September van dat jaar op Java aan. Bij het bekend worden van de Koninklijke besluiten van 26 en 28 October 1826 op Java, had de Indische regeering onmiddellijk de noodige maatregelen doen treffen voor het in gereedheid brengen van logies ten behoeve van de verwacht wordende Nederlandsche troepen. Du Bus was van oordeel, dat die troepen ingevolge artikel 13 van het besluit van 26 October 1826, op één punt vereenigd moesten worden en dan ook meer indruk op de bevolking zouden maken, De Koek daarentegen betoogde, dat 1000 Europeanen, op één punt versameid, reeds genoeg impressie op den Inlander maken en 3000 Europeanen op drie verschillende punten dat meer zouden doen dan op een punt. De vereeniging op één punt zou bovendien volgens De Koek vorderendat men aan het bouwen ging van kazernes hospitalen, officiers-woningen, magazijnen, stallen, enz., omdat die nergens op zulk een gróote schaal bestonden, om aan 3000 man troepen logies te verschaffen. //Dit zou" zegt Weitzel//eene menigte van werklieden en eene menigte bouwstoffen gevorderd hebben, Weitzel. Ibidem. (f) Netscher. //Over de vereeniging van het leger hier te lande met het Indische. Eene uitstekende voordracht, op 25 Januari 1867 door dien hoofd-officier gehouden in de „Vereeniging tot beoefening der krijgswetenschap" te 's Gravenhage. Zie het IIe deel der verslagen van die nuttige vereeniging.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 418