412 en deze kon men, vooral in zoo weinig tijd als er beschikbaar was, niet op het zelfde punt vereenigenzonder de bevolking buitengemeen te drukken en de uitgaven aanzienlijk te verhoogen." Door de troepen over drie verschillende punten te verdeelen zou men volgens Weit zel //eene belangrijke besparing van uitgaven verkrijgen en den landbouw nergens belemmeren." Dat het uit een krijgskundig oogpunt van den generaal De Koek zeer goed gezien was, om de expeditionaire afdeeling op drie verschillende punten te vereenigen, valt niet te betwijfelen maar dat voor die punten SamarangSalatiga en Bojolali werden gekozen, kan, strategisch be oordeeld, niet boven kritiek verheven zijn; en dat 1000 ti, 1100 man der expeditionaire afdeeling gedurende de tijdruimte, binnen welke de akklimateering van den Europeaan in Indië nog niet afgeloopen is, in het om de gezondheid in geen goeden reuk staande strandgarnizoen Samarang werden gelegerdzou dan toch, uit een hygiënisch oogpunt, ook wel aan kritiek onderhevig zijn. Nu men te Salatiga en Bojolali geheel nieuwe kampementen voor even sterke troepenafdeelingen had laten bouwen, en te Oengaran een pasangrahan voor 500 man werd op gericht, zou de Indische regeering in het jaar 1827, naar mijne meening, voor de Javaansche bevolking en haren landbouw niet zoo vele konside- ratiën hebben genomen en zich voorts door de hosten en den tijd van het bouwen niet zoo hebben laten afschrikken, als Weitzel dat wel meent. Bij de beoordeeling van dergelijke feiten late men zich niet beheer- schen door zijne sympathie voor den persoonten behoeve van wien men partij meent te moeten trekkentegen den Gouverneur-Generaal Du Bus (f), maar men hebbe zich slechts voor den geest te halen de tijdenwaarin de gebeurtenissen plaats vonden. Als men nu weet, dat in het jaar onzes Heeren 1827 de Europeaan in Indië nog be hendig met den rotan wist om te gaan en haseh-an voor den Inlander een onbekend woord was; als men weet, dat, wat toen veel geld eD tijd kosttein Jieerendienst werd verrichtdan is het betoog van den Zie de noot bladz. 407. (f) Meer dan eens heb ik van zeer bevoegde zijde hooren beweren, dat Du Bus de Ghisignies de kundigste opperlandvoogd was, die, na onze restauratie, over Indië geregeerd heeft. Jhr, Mr. H. Van der Wijck, een der ambtenaren aan het ministerie van koloniën, heeft over zijn bestuur eene dissertatie geschreven, die, door de zorg van een van Du Bus' naaste betrekkingen in België, in het Fransch is vertaald. De H. H. Lange, Jhr. Ridder F. V. A. De Stuers en Weitzel melden niet, waarom Du Bus zoo tegen De Koek ingenomen was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 419