415 goeden gang van zaken waar geene harmonie is kan geepe sa menwerking zijn eene overtuiging deel ik met Weitzel, dat het zeer gevaarlijk is, in Nederland sterk bindende bepalingen temaken voor de samenstelling en het gebruik van eene troepenmacht in Indië. Was eenvoudig bepaald geworden, dat de expeditionaire afdeeling een deel moest uitmaken van het Indische leger, dan had de kommandant van dat leger de bataillons dier afdeeling kunnen splitsen, en gedeelten daarvan met detachementen van het Indische leger vereenigen. Eene dergelijke vereeniging zou dan niet alleen uit een taktischmaar ook uit een hygiënisch oogpunt groote voordeeleu hebben gegeven. Eerst ter elfder ure is men daartoe overgegaan. Wel had men reeds vroeger aan de bataillons dier afdeeling officieren van het Indische leger toe gevoegd, maar de wenken en raadgevingen dezer officieren konden natuurlijk slechts zeer langzaam van de chefs tot de soldaten afdalen. Bij eene indeeling der expeditionaire troepen bij de bataillons van het Indische leger zou ieder militair der expeditionaire afdeeling, door den meerderen omgang met Indische militairen, telkens en onge merkt de ondervinding van dezen hebben kunnen opdoen. Dan zou de ervaring van den Indischen militair de onbedrevenheid van zijn Nederlandschen wapenbroeder zijn te gemoet gekomenen deze die thans alle ondervinding uit eigen doen en laten moest putten zijne leering minder duur hebben betaald. De diensttijd in Indië van de expeditionaire afdeeling zou in den loop van het jaar 1829 verstrijken. Nog was het jaar 1828 niet ten einde gespoedof het opperbestuur beval den opperlandvoogd de stiptste naleving aan van de besluiten van 26 en 28 October 1826, namelijk om die afdeeling niet langer dan 2 jaren in Indië te laten. Maar het was den kommandant van het leger niettemin toegestaan alle middelen te beproevenom hare officieren en manschappen onder het genot der hun eenmaal toegekende voorwaarden een of twee jaren langer op Java te doen blijven, dan wel om hen over te halen, bij het Indische leger in dienst te treden. De manschappendie een jaar langer in Indië wilden blijven, zouden onmiddellijk 20 in zilver ontvangen. Aan hendie zich verbonden bij het Indische leger over te gaan, werd, behalve de gewone vergoeding voor klein equipement, voor elk jaar waarvoor zij teekenden, 12 handgeld gegeven. De eerst genoemde maatregel gaf weinig resultatenvan de officieren verbonden Zie de noot bladz. 407.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 422