4-16 er zich 24-, om nog eenigen tijd op Java te blijven dienen, van de manschappen slechts een zeer gering getal. Daarentegen ging een betrekkelijk groot aantal onder-officieren en manschappen vooral van het le bataillon, dat bijna altijd te Djokdjokarta garnizoen ge houden en het minst geleden had bij het Indische leger over. Yóór dien overgang telde het le bataillon, op 1 Augustus 1829, nog 440 hoofden. Op dat tijdstip bedroeg de totale sterkte der expeditionaire afdeeling nog 1058 man. Weitzel beweert, dat zij, bij haar vertrek uit Nederland, 3145 man sterk was. Rekent men hierbij de 96 officieren begrepen, dan geeft het verschil met het door Cochius en Netscher opgegeven getal van 96 officieren en 2965 onder-officieren en man schappen, of 3061 man, wellicht het aantal militairen der expedi tionaire afdeeling, dat bij het stranden en vergaan van De Wassenaer een der linieschependat een gedeelte der expeditionaire troepen naar Java moest overbrengen om het leven gekomenen op reis van Nederland naar Java overleden is. Daar dit verschil slechts 84 bedraagt, is mijne veronderstelling wellicht juist, dat het door Weitzel opgegeven getal de presente sterkte lij vertrek uit Nederlanden het door Cochius en Netscher bekend gemaakte getal de presente sterkte der afdeeling lij aankomst in Indië is. Volgens de formatie zou de afdeeling aan onder-officieren en manschappen der infanterie, op kompleet, 2737 man hebben moeten tellen; voegt men hierbij de 96 officieren en de 2 X 150 man officieren, onder-officieren en manschappender detachementen kavallerie en artillerie, aange nomen dat ook deze kompleet warendan krijgt men voor de pre sente sterkte der geheele expeditionaire afdeeling een getal van 3133 Cochius, in libro non edito; Netscher, Zie de noot bladz. 411. Volgens Jhr. F. V. A. Ridder De Stuers, in zijn werk: //Mémoires sur la guerre de l'ile de Java de 1825 a 1880", in het Nederlandsch overgezet en van aanteekenin- gen voorzien door H. M. Lange, oud-luitenant-kolonel bij het Indische leger, was de expeditionaire afdeeling volgens de formatie aan infanterie sterk86 officieren en 2748 onder-officieren en manschappen. De kavallerie en artillerie telden bij elk wapen zond.er de officieren 150 onder-officieren en manschappen. De kavallerie werd natuurlijk in Indië gemonteerd. Bij het vertrek der expeditionaire afdeeling naar Java, werden nog 1500 man voor haar in reserve gehouden; zoo groot was de aandrang in het koninkrijk der Neder landen om bij dat korps dienst te nemen. (Zie de aanteekening van Lange in de bijlage La. B. bladz. 254 bladz. 273, over de expeditionaire afdeeling handelende, in boven aangehaald werk). Of ooit van die reserve als suppletie is gebruik gemaakt kan ik niet zeggen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 423