417
en volgens H. M. Lange van 3134 man. De hier opgegeven cijfers
verschillen derhalve niet veel van elkander.
Gedurende de afwezigheid dier afdeeling van het vaderland hadden
er bij haar officiers-korps niet minder dan 98 promotiën plaats ge
had. Van de officieren zijn er 40 in Indië overleden24 tijdelijk
en slechts 4 definitief bij het Indische leger overgegaan. Bij
het vertrek naar Nederland, in September 1829, was het kader offi
cieren weder kompleet, terwijl, volgens Netscher, van de 2965 onder
officieren en manschappen slechts 732 volgens Cochius 731 man
terugkeerden Op 1 Augustus t. v., dus ééne maand ongeveer vóór
haar vertrek naar Nederland, zou de expeditionaire afdeeling, volgens
Weitzel, met hare officiereu nog 1058 hoofden hebben geteld. Toen
hebben de overgangen van de militairen dier afdeeling bij het Indi
sche leger plaats gehad. Trekt men nu van 105896 =962 onder
officieren en manschappen het door Netscher opgegeven getal van
732 af, dan zal men waarschijnlijk het getal 230 kunnen beschou
wen als Ie zijn het aantal onder-officieren en manschappen der expe
ditionaire afdeeling, die bij het Indische leger zijn overgegaan. Ik
baseer deze veronderstelling alweder op het hier nog al aanmerkelijk
verschil in de cijfers, door Weitzel en Netscher (f) opgegeven.
Uit het voorgaande blijkt derhalve, dat de expeditionaire afdeeling
in nog geen twee jaren tijds tot minder dan 1/4 harer oorspronke
lijke sterkte is teruggebracht. De sterfte-statistiek van het Indische
leger over de jaren 1827, 1828 en 1829 geeft als het gemiddelde getal
der in die jaren overleden Europeanen het cijfer 571. De sterfte over
1828 en 1829 bij de aan Europeanen zooveel minder sterke expedi
tionaire afdeeling bedroeg gemiddeld 1118 man per jaar. Kon men
het gemiddelde nemen over de jaren 1827, 1828 en 1829, dan zou
het cijfer der overledenen nog ongeveer 752 bedragen. Deze cijfers
zijn gebaseerd op de hierboven gemaakte veronderstellingen.
Java bleef in opstand. De met afwisselende kansen tegen Dipo Negoro
gevoerde oorlog duurde veel langer dan men aanvankelijk had verwacht.
Met onvermoeide pogingen bekampt het Indische leger dien hoofd-
muiteling, maar nog steeds blijft hij de vaan des oproers omhoog houden.
Cochius iu een brief aan den generaal-majoor Baron von Gagern.
("j-J Zie Netsch'-r in zijne verhandeling in de vereeniiring rot beoefening der krijgs
wetenschap te 'sHage op 25 Januari 1867 en in Het Vaandel, jaargang 1868 „over eene
geheele of gedeeltelijke vereeniging der Nederlandsche en Indische legers."
Zie Weitzel in zijn werk: De oorlog op Java, enz., Deel II, bladz. 355.