In het jaar 1849 kwamen van die troepen 2226 man op Java aan
daaronder waren slechts 300 vreemdelingen!
In datzelfde jaar werd de 3e Balische expeditie onder den gene-
raal-majoor Michiels ondernomen; maar een groot gedeelte van die
troepen uit Nederland werd hoezeer tot hunne groote teleurstelling
zeer wijselijk niet naar het terrein des oorlógs gezondendoch over de
verschillende garnizoenen verspreid, ten einde de reeds geakklimateerde
en te velde trekkende Europeanen van het Indische leger te vervangen.
Toch stierven er nog van die 2226 man in 1849, 298 man; in
1850, 177 man; in 1851, 151 man; en in 1852, 90 man. In die
4 jaren werden bovendien van hen nog 228 man finaal voor den
dienst afgekeurd. Op het einde van 1853 dus linnen de vier
jaren waren van de 2226 man reeds 944 verdwenenzonder dat
daarbij een gepasporteerde was. Eerst in 1854 konden de paspoorten
wegens expiratie van diensttijd worden gegevenen reeds 2 jaren
te voren had men een gemiddeld jaarlijksch verlies aan manschappen
van 106 op de 1000. Het is, bij de vergelijking van deze cijfers
met die der expeditionaire afdeeling van 1827, alsof zij ons, over de
Indische brigade sprekende, het non possumus, als hun krachtig veto,
voor de oprichting van zulk een korpstoeroepen
Yoor de tweede maal moest eene Nederlandsche krijgsmacht den
neger van de kust van Guinea eene nederlaag toebrengen, hem in zijne
meer binnen 's lands gelegen schuilhoeken opsporen en zijne dorpen
aldaar tot een prooi der vlammen maken; voor de tweede maal moest
hij getuchtigd worden voor de beleediging, onze vlag aangedaan. De
krijgsmacht, die in 1869 op het brandende zand van Afrika's-West
kust 2 maanden heeft moeten blijven, om die tuchtiging te volbren
gen, was nog geen 200 man sterk en bestond voor het grootste
gedeelte uit mariniersvoor het andere gedeelte uit matrozen en de
zoogenaamde //Javaantjes" of gegageerde Afrikaansche militairen van
het Indische leger, aan de kust woonachtig, benevens een gedeelte
der vaste Nederlandsche bezetting aldaar.
Ook deze meer speciaal uit Nederland afgezonden, maritime expe
ditie, waarbij Kommendah nog al een rol heeft gespeeld, behoort
minder bij het onderwerp van behandeling. Den lezer, die er meer
van weten wil, verwijs ik naar het werkje van den tegenwoordigen ka
pitein bij het korps mariniers E. A. van Braam Houckgeest'/De
expeditie naar de kust van Guinea in het jaar 1869."
423