428
dische regeering tot zondebok wil maken Hoe kan ooi liet in 's
Hemelsnaam in iemands hersenen oplomen ons naar Oost-Indië
te verwijzenom daar zuinigheid te leeren? Zóó bevestigde de
kolonel Weitzel in 1871, hetgeen de kapitein Knoop in 1849 schreef
in zijne Bijdrage tot de kennis der Indische krijgszaken[(f) beiden
zonder bewijzen.
Tien jaren later, in 1859, dacht Knoop nog hetzelfde over de
uitzending van geheele korpsen van Nederland naar Indië. //Dat
zenden van geheele bataillons van het moederland naar Indië"
zegt hij //zou het groote voordeel opleveren, dat men dan, in
plaats van die bataillonsin Indië aanwezige korpsen naar Nederland
kon overbrengen, en zoodoende in weinig tijds de geheele vereeni-
ging bewerken van het leger in Indie met het leger in het moe
derland. Die vereeniging blijft, tot nu toe, tot de vrome wenschen
behoorendenkelijk omdat men haar nooit ernstig en ter goeder-
trouw heeft gewild, maar zich bepaald heeft tot enkele zwakke en
onhandige pogingen, die, mislukkende, als het ware eene soort van
verontschuldiging gaven ten behoeve van hen, die gaarne alles bij
het bestaande lietenongelukkige karaktertrek onzes volks, die blinde
gehechtheid aan het oudedie traagheid en onwil zelfs ten aanzien
van de beste hervormingen."
Als de vereeniging van de beide Nederlandsche legers zooals
Knoop dat aangeeft onder de beste hervormingen moet gerangschikt
wordendan wil ik mij gaarne onder de tragen en onwilligen rang
schikken. Ik beschouw de verwezenlijking van zijne plannen als
nadeelig voor 's lands belangen.
In 1861 nam Knoop nogmaals de pen op, om zijn lievelingsdenk
beeld te verdedigentoen hij 2 brochures recenseerdeeene van
den reeds genoemden luitenant-kolonel Baron De Salis en eene van
een onbekende, die zich Alexander noemde. Als men dezen on
bekende het nut hoort betoogen van het zenden van onze militie
onze brave lotelingen naar Indië, elk jaar een geheel regiment
voetvolk met wat kavallerie en artillerie, en den luitenant-kolonel
Kolonel A. W. P. Weitzel tegenwoordig minister van oorlog «De organi
satie onzer levende strijdkrachten te land bij de wet." 1871.
(t) Krijgs- en Geschiedkundige geschriften, Deel I.
Een woord over ons krijgswezen. Zie Krijgs- en Geschiedkundige geschriften,
Deel III.
Neêrland's hoogste staatsbelang; een woord tot de Nederlandsche natie.