445 afhankelijk van de eischen, die men omtrent houtsoort, soliditeit en fraaiheid stelt. Fig. 6. Vouwzieken stoelen. De door mij aangebodene vouwziekenstoel, eerst door eene commissie van deskundigen afgekeurd, mocht de goedkeuring wegdragen van den Dir. off. van Gezondh. bij de eerste Atjehsche expeditie, die mij de meest vleiende getuigenis gaf omtrent hunne doelmatigheid en sterkte, zoodat ze dan nu ook bij het Departement van Oorlog zijn aangenomen en voor de tweede expeditie (aan anderen) werden besteld. Uit het bovenstaande blijkt, dat ik mij steeds heb beijverd vooral voor het Indisch leger van nut te zijn, ofschoon meermalen tegen werking en onaangenaamheden mijn loon waren. C. T. Deelehan, BataviaJuli 1874. Ingenieur. Pionnierdienst van den infanterist te velde. De oorlog tegen Atjeh heeft overtuigend bewezen, dat ons korps Mineurs en Sappeurs veel te klein is om in den pionnier-, mineur- en sappe urarbeid van het geheele Indische leger te voorzien. Het korps trok geheel te velde slechts een depot van zieken, recruteu en vrouwen bleef achter. Men was hiertoe gedwongen, maar in beginsel is het zeker af te keuren dat men voor ééne expeditie alles zendt wat men heeft. Hoe zou het nu moeten gaanindien weder dadelijk eene andere groote expe ditie (naar Celebes b. v.) voor de deur stond? Men zou weinig of geen mineurs mede kunnen zenden, tot groot nadeel van de opera tion van het leger. Om steeds twee kompaguiën beschikbaar te hebben voor eventuëele expeditiënmoet o. i. het korps zes kompagniën tellen men kan dan altijd twee kompagniën van uitstekend geofende, uitgelezen man schappen samenstellen, en de vier overige weder zoodanig oefenen dat spoedig weer twee goede kompagniën beschikbaar zijn. De noodzakelijkheid van zoodanige uitbreiding is o. i. boven allen twijfel verheven. Maar ook indien die uitbreiding plaats vindt, zal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 454