454 willen eerenmaar wijofficieren en soldatenzullen dat te eerder doenomdat wij van die edele krijgsmansdeugden de getuigen zijn geweest; omdat velen onder ons lief en leed hebben gedeeld met hen, wier asch thans aan den schoot der aarde is toevertrouwd. Geen officier of soldaat is erdie onder de velendie van Atjeh niet meer terugkeerengeen vrienden telten dus niet gaarne zal bijdragen tot de vereering van hunne nagedachtenis. Veel is er in Atjeh geleden. Bij honderden zijn de onzen ten grave gedragenniet zoozeer nog als slachtoffers van krijg-zelventen gevolge van 's vijands lood en staal, als ten gevolge van het woeden van een vreeselijker en ge- vreesder vijand, de cholera. En toch is de geest onder onze troepen steeds uitmuntend geblevenwat er ook ge leden is, de voorspoed onzer wapenen deed de pijnen ver geten; met een wensch voor den zegepraal hunner kamera den, met eene bede voor den Koning en voor het Vader land scheidden de braven van deze aarde. Zoodanige heldengeest eischt eerbied. Te blijven staan onder 's vijands vuurhoe de makkers rechts en links val len is soldatenplicht. Maar eigen pijneigen smart te vergeten en slechts het gevoel voor het Vaandel te doen spreken, is meer. De offers van den strijd tegen den Atjeher en tegen de vreeselijke ziekte hebben geleden als helden. Hun wenscht de Hoofdcommissie, daarin gesteund door de bewoners van Nederlandsch-Indië, van welken landaard of standin een zichtbaren en blijvenden vorm hulde te bewijzen. Waar het Monument zal worden opgericht, zal eerst la ter worden beslistde Hoofdcommissie heeft hieromtrent vooraf het oordeel van het publiek willen afwachten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 463