455 Maar, waar liet ook verrijzen moge, te Batavia, als de hoofdplaats van Nederlandsck-Indië, of teAtjeh, temidden van de tooneelen van den strijd en te midden van de ge vallenen het zal toonenhoezeer wij eerbied hebben voor dnurgekochten roem; het zal stilzwijgend getuigenis afleggen van de krijgsmansdeugden, welke in het Neder- landsch-Indische leger beoefening vindenhet zal de tegen woordige en toekomstige strijders voor Neêrland's rechten en Neêrland's grootheid in deze gewesten opwekkende traditie van het dappere Indische leger te bewaren en zijn roem nog te verhoogen. En zoo het den landzaat thans de getuigenis geeft, dat ons leger zijn plicht heeft gedaanwanneer eens de on derwerping van Atjeh voltooid en in dat schoone land een wijs en rechtvaardig bestuur zal zijn gevestigd, dat dit land tot hoogen bloei en ontwikkeling brengt, dan zal het Monument het middel zijn om te zorgen, dat de herin nering niet verflauwe aan de mannen, die tot dien bloei en tot die onwikkelingmet opoffering van eigen leven den eersten stoot hebben gegeven; die den akker hebben vruchtbaar gemaakt met hun bloed. Het gedenkteeken zij schoon, gelijk de daden die het wil vereerenhet zij duurzaamgelijk de roem der geval lenen het zij ook eenvoudigevenals zij eenvoudig waren die daar, in Atjeh, den laatsten adem hebben uitgeblazen. Zij gaven niet om rijkdom of om weeldezij dachten al leen om de eer des lands. Het is dan ook niet het doelBatavia's pleinen met kostbare monumenten te sierenin de eerste plaats willen wij „een krans nederleggen op het graf van zoovelen, die niet tot ons konden w'ederkeeren"hulde brengen aan soldatendeugd. Hiertoe werke ieder medevan den hoogst- geplaatsten officier tot den minsten soldaat. Dan zal het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 464