459 Uit een staat, door den Minister overgelegd, blijkt, dat de trac- tementen voor de infanterie in 1816 bedroegen 230,voor een kapitein, f 145,voor een len en 125,voor een 2en luite nant. Die der speciale wapens en diensten waren f 40,f 10, en 5,hooger. //Wanneer men het tegenwoordig bedrag der tractementen zoo gaat de Minister voort //vergelijkt met het bedrag in 1816, in aanmerking nemende dat het leven in Indië thans misschien tweemaal zooveel uitgaven vordert als 57 jaren geleden, dan wordt men gedwongen te erkennen, dat de verhooging der tractementen geen gelijken tred heeft gehouden met de toeneming der levensbe hoeften." //Al waren dus in 1816 de tractementen voldoende geweest, dan zou, ten gevolge van te geringe verhoogingen, thans eene wanver houding bestaan tusschen de tractementen en de levensbehoeften. Maar reeds in 1816 waren, gelijk gezegd is, de tractementen on voldoende en de wanverhouding is dus zooveel te grooter" //Ook de inkomsten der kapiteins en luitenants zijn ontegenzeggelijk te gering. Is het hun al niet volstrekt onmo gelijk omlevende overeenkomstig hun stand in de maatschappij buiten schulden te blijvenzij moeten zich daarvoor velerlei ontbe ringen getroostendie in billijkheid niet van hen kunnen worden gevorderd //Deze omstandigheden zouden op zich-zelven reeds eene tracte- mentsverhoogiug voldoende wettigen. Er is evenwel nog eene zeer overwegende reden om daarmede niet langer te verwijlen: de ongun stige materiëele positie der officieren maakt het beschaafdeicelge- stelde deel der natie afkeerig van de dienstneming bij het Indisch legeren dientengevolge is achteruitgang van het gehalte der Indi sche officieren met zekerheid te voorspellen indien aan den militai ren dienst in Indië geene betere voorwaarden worden verbonden. Keeds op dit oogenblik worden aan de Militaire Akademie te Breda bijna geen kadets meer opgeleid voor den dienst bij het Indisch leger. Intusschen is het volstrekt noodzakelijk, de intellectuëele eischenwelke aan het verleenen van den officiersrang verbonden worden, gelijken tred te doen houden met de vorderingen, welke de krijgswetenschap maakt, en met den algemeenen maatschappelijken vooruitgang." //Maar hoe zal men hoogere eischen kunnen stellenwanneer geene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 468