460
wetenschappelijk opgeleide jongelieden uit de beschaafde standen meer
willen dingen naar den officiersrangzoodat men verplicht is, het
korps officieren aan te vullen uit de gelederenvoor zoover daartoe
slechts eenige mogelijkheid bestaat. Naarmate het moeilijker wordt,
wetenschappelijk ontwikkelde officieren bij het Indisch leger te ver
krijgen, is ook meer gewicht te hechten aan het bedenkelijk ver
schijnsel, dat de knndigste officieren den slecht bezoldigden militairen
dienst verlaten, om in burgerlijke betrekkingen of bij particuliere
ondernemingen een arbeid te zoeken, welke beter betaald wordt."
//Een goed leger is niet denkbaar, zouder dat ten minste een ge
deelte van het officierskorps is samengesteld uit mannen, die eene
wetenschappelijke opleiding hebben genoten of die zich zelf weten
schappelijk ontwikkeld hebben. En de onvoldoende bezoldiging doet
het gevaar ontstaandat aan het Indische leger van lieverlede dat
onmisbare wetenschappelijk gevormde element ontvallen zalf
//Van 1859, dus van de laatste tractementsverhooging
af, is eene nieuwe als het ware aan de orde. Maar de overdreven
eischen van het legerbestuur in Indië maakten het voor de Indische
Regeering langen tijd onmogelijk, om de aan haar ingediende voor
stellen bij het opperbestuur te ondersteunen. Eerst verleden jaar is
door den Gouverneur-Generaal eene nieuwe regeling der militaire be
zoldigingen voorgedragen kunnen wordenen dientengevolge is nu
het opperbestuur in staat gesteld gewordeneene beslissing te nemen
en de noodige fondsen aan te vragen om aan die beslissing uitvoering
te geven."
Wij staan dus hier voor het heugelijke feit, dat eindelijkdoor
eenen Minister van Koloniën zeivendus door eene autoriteit die
niemand ten deze wraken zal, een overzicht is gegeven, aan de ver
tegenwoordigers van het Nederlandsche volkvan den hoogst treurigen
toestandwaarin de Indische officieren verkeerdenen wat te be
wijzen is grootendeels nog verkeeren. Wij zijn daarvoor den Mi
nister dank verschuldigd want zoo de Minister Eransen van de Putte,
wellicht eenzijdig ingelicht en in de overtuiging dat hij gaf wat noodig
wasal heeft gemeenddat de belangen van 's Lands schatkist niet
gedoogden, verder te gaan dan thans geschied is, zijn opvolger
zal, wanneer hij overtuigd wordt, dat de materiëele toestand der
subalterne officieren ook thans nog nagenoeg even treurig is als in
vorige jaren, en hij weet, dat hij steun vindt bij de vertegenwoordi-