471 guldens; van 162.50 komt hij successivelijk op 170,,185,en 200,Die verhoogingen zijn telkens te onbelangrijk, om eene bepaalde verbetering te brengen in zijn materieel leven. Had men bij deze gelegenheid de formatie van de luitenantszooals datmeenen wijook door den generaal Kroesen werd verlangdin dier voege gewijzigd, dat er evenveel lü als 2C luitenants waren en had men dan, om ons bij de infanterie te bepalen den 2cn luitenant desnoods, als 's lands geldmiddelen geene verhooging toelieten, zijne vroegere bezoldiging van f 155,laten behouden, maar daarentegen de in komsten van den le luitenant in eens goed verhoogd en op minstens f 225,gebracht, dan zouden, naar onze meening, de officieren zonder veel hooger bezwaar voor de schatkistvrij wat meer gebaat zijn geweest dan thans. Die verdeeling in klassen heeft bovendien een groot administratief bezwaar; in werkelijkheid is het aantal rangen der subalterne officieren verdubbeld, en de daardoor ontstaande meerdere schrijverij enz. is niet licht te tellen. Dit zou nu geen bezwaar mogen heeten wanneer de zaak overigens nut had, maar nu zulks, onzes inziensniet het geval is, weegt de hiergenoemde omstandigheid mede. Er wordt al genoeg bij het Indisch leger geschreven en aan administrativen omslag ge offerd om niet te wenschen dat dit niet noodeloos verder wordt uit gebreid. Tegen de verdeeling in twee klassen der kapiteins hebben wij min der bezwaar. Maar het moet de aandacht trekken, dat, toen tegelij kertijd ook de tractementen der officieren van het Nederlandsche leger herzien en algemeen verhoogd werden, de klassenverdeeling der kapiteins daarbij op vrij wat gunstiger voet werd gebacht dan bij ons. In Nederland neemt men de helft oudsten en de helft jongsten voor Indië wordt slechts het oudste een-derde gedeelte der kapiteins met eenige verhooging begunstigd. Te vergeefs hebben wij getracht, de reden hiervan uit te vorschen dezelfde wetgevende macht keurt, kort na elkander, beide rege lingen goedzonder dat er .zelfsvoor zoover wij weteneen woord gesproken is over die benadeeling der Indische kapiteins in vergelijk met hunne kameraden in het moederland. Dergelijke afwijkingen komen ons onbillijk voor, en kunnen niet dienen om den lust tot dienstneming bij het Indische leger aan te wakkeren. De Indische officier acht zich, door zulke verschillen in zijn nadeel, achteruitgesteld en gegriefd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 480