475
raar nog geen uitgewerkt plan, maar hij meende van zijn voornemen
e moeten doen blijkenom al aanstonds de handen aan 't werk te
laan en voor de oprichting der Indische brigade de noodige voor-
lereidende maatregelen te treffen, om dan zoo spoedig mogelijk met
ien volledig uitgewerkt voorstel bij de wetgevende macht terug te
[omen en aan dat voorstel als het wordt goedgekeurd -onverwijld
iene vaardige uitvoering te geven.
Door de oprichting van de Indische brigade zal het opperbestuur
rolgens den minister van koloniën de gelegenheid hebbenom
1° telkens, wanneer dat noodig is, het leger in de koloniën bin-
ïen weinige dagen te versterken met eene troepenmacht, die, volledig
jeorganiseerdin de plaats kan treden van de Indische troepen, welke
>p expeditie gezonden moeten worden, of ter versterking van de
itrijdkrachten in de eene of andere bedreigde streek kan optredenen
2° het West-Indisch legertje te supprimeeren.
Aan de oprichting van die brigade, samentestellen uit infanterie,
artillerie en genie-troepen, schijnen, volgens den minister, geene bij-
:ondere moeilijkheden verbonden te zijn. De officieren voor dat
korps zullen voor een deel te vinden zijn onder de gepensioneerde
officieren van het Indische legerdie, al mogen zij wegens lichaams
gebreken voor den dienst in Indië niet meer geschikt zijn, toch zeer
wel bij de Indische brigade in Nederland weder in funktie kunnen
treden, onder toekenning van eene toelage boven hun pensioen;
voor een ander deel uit de voor den Indischen dienst bestemde en
door den minister bij de brigade te detacheeren officierenen einde
lijk onder de met verlof in Nederland aanwezige officieren van het
Indische leger.
Met dit plan van den minister van koloniën kan zich de generaal
Van Swieten wel vereenigen. Hij hoopte, dat de wetgevende macht
iet zou goedkeuren; want behalve dat wanneer de Indische brigade
in Indië werd opgericht, het West-Indisch legertje niet gesupprimeerd
kan worden, achtte die generaal-officier in strijd met het advies
van den vorigen Indischen kommandant van het leger, wijlen generaal
froesen eene permanente versterking van het Indische leger niet
noodig. Wie dat wel noodig acht, wordt door generaal Van Swieten
beticht van slecht te rade te gaan met de ondervinding van vroegere
jaren. Immers in de jaren 1859 en 1860, toen tegelijkertijd een
ernstige oorlog tegen Boni werd gevoerd en aan even ernstige op
standen in Palembang en ter zuid- en oostkust van Borneo het hoofd