476 moest worden gebodentoen de nauwlijks aangevangen operatiën voor de annexatie der Redjang eene, volgens mijn oordeel, overigens zeer vredelievende expeditie behoorde te worden ten einde gebracht, had Java 5 zijner veld-bataillons infanterie, eene talrijke artillerie en eenige honderd man kavallerie naar de terreinen des oorlogs gezon den; en zou er geen bezwaar zijn geweest, nog meer troepen tot versterking der strijdkrachten derwaarts te zenden, indien dat noodig ware geweest. Spaarzaamheid in het gebruik van de reserve zegt de generaal Van Swieten is een hoofdkbeginsel in de krijgskunde, dat nimmer moet worden uit het oog verloren, 't Is waar, maar het is tevens eene frazezooals men er meer heeft in de krijgs kundige wetenschap; men maakt er gebruik van, al naarmate men het noodig acht. Aan het behoud der Indische brigade in Nederland acht de ge neraal Van Swieten groote voordeeien verbonden. De daarbij inge deelde manschappen zullen niet zoo spoedig, als wanneer zij in«Indië garnizoen hieldendoor sterfte en uitputting en door den invloed van het tropische klimaat worden gedecimeerd. Eenmaal kompleet, zal het korps ook gemakkelijk kompleet gehouden kunnen worden en de manschappen gezond en voor een veldtocht geschikt blijven. De oprichting van zulk een korps zegt de generaal verder.zal eene weldaad zijn voor het Indische leger. Onder de officieren van dat leger toch zijn er enkele, die op betrekkelijk jeugdigen bleeftijd pensioen hebben moeten nemen, omdat zij den invloed van het In dische klimaat niet langer konden weerstaan. Het werkelooze leven, dat zij in Nederland moeten doorbrengenis hun eene smart. Ver scheidene hunner zullen door de oprichting van dat korps weder be zigheden en eene kleine verhooging van inkomsten erlangen. Nog weldadiger vervolgt de generaal zal de oprichting der Indische brigade zijn voor de onder-officieren en manschappen van het Indische leger. Dezen hebben geene aanspraak op verlof naar Europa en kunnen hun vaderland niet terugzien dan door het nemen van paspoort. Zij komen terug zonder middelen van bestaan, veelal zonder een handwerk te kennen, dat hun het dagelijksch brood kan Een militair beneden den rang van officier kan zijn vaderland na zes, een offi cier na twaalf of vijftien jaren terugzien. Het verlof van den officier een recht kan geweigerd worden, het paspoort van den mindere nooit. En de mindere van goed gedrag, die, gepasporteerdzich binnen een zekeren termijn voor het Indische leger reëngageert, behoudt, wanneer hij gegradueerd was, zijn vorigen graad!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 485