479
versterking noodzakelijk, maar geschiedt zij grootendeels ten nadeele
van de krijgsmacht in Nederland, die zelve onvoldoende is en aan
vulling noodig heeft. Wat moet er dus gedaan worden F Er behooren
maatregelen te worden genomen
1° om te voorzien in de verzwakking onzer weermiddelen in Ne
derland, en
2° om eene steeds gereed staande reserve voor het Indische leger
in het moederland te hebben.
"Volgens Stieltjes moet die reserve bestaan uit 4 bataillons infanterie,
4 kompagniën artillerie en 2 kompagnien genie-troepen, d. i., naar
zijne becijfering, geloof ik, 4 X 800 -j- 4 X 125 4- 2 X 125.
3200 -}- 500 4- 250 3950 man. Ongeveer 4000 man voor
Indië bestemde vrijwilligers moeten dus in Nederland dienst doen.
Die reserve moet ookin plaats van het thans bestaande Koloniaal-
vier f dépot te Harderwijk, bestemd worden, om soldaten voor Indië
op te leidennamelijk hendie voor de gewone suppletie van het
Indische leger worden aangeworven. Het kader officieren en onder
officieren van de Indische brigade wil Stieltjes voor een gedeelte heb
ben genomen uit de met verlof en paspoort in Nederland aanwezige
officieren en mindere militairen van het Indische leger. En bij die
brigade moeten bovendien uitmuntende inrichtingen van ouderwijs zijn.
Ook de heer De Roo van Alderwerelt is zeer ingenomen met de
grondgedachte, die in de oprichting der Indische brigade ligt op
gesloten. Maar goede denkbeelden beteekenen op zich-zelven nog
niet veel. Het komt er slechts op aan, hoe de uitvoering er van is.
Ook de heer De Roo moest het denkbeeld van den minister van
koloniën toejuichen, doch toen hij zich niettemin veroorloofde, om
ook zijne zienswijze over de Indische brigade in eene afzonderlijke
nota uit een te zettendeed hij zulks, om zijne vrees niet bewaarheid
te zien, dat het beginsel van de oprichting van een korps vrijwilli
gers in Nederland, ten allen tijde geschikt om naar de koloniën te
worden gezondenniet veel meer dan een beginsel zal blijven.
Ik weet niet meer, of Sagittarius in zijne Parlementaire portretten
ook van De Roo van Alderwerelt eene afbeelding heeft gegeven, en
zoo ja, of zij als een goed geslaagd fotogram kan worden beschouwd,
waarvan men het cliché moet bewarenom er bij voorkomende gele
genheden gebruik van te maken. Moest ik de fotografist zijnik
zou beginnen met Yan der Palm's karakterschets van Kemper na te