485 kompagniën kunnen beschikkendie eerst in gezonde garnizoen gele gerd en later bij het leger te velde gebruikt konden worden. Na verloop van twee jaren waarvoor die Europeanen zijn aangeworven zou men hen in de gelegenheid moeten stellen, zich op nieuw voor den dienst in Nederland te verbinden. De 8 kompagniën Europeanen konden dan weer naar het moederland worden teruggevoerdom daar de kern te vormen van de op te richten Indische brigade of, zoo deze reeds ware opgericht, tot versterking daarvan. Ik doe hulde aan de goede bedoelingen, die in de wenken en raad gevingen van den heer De Koo aan de Nederlandsche regeering door stralen, en daarom zou hij het mij euvel kunnen duiden, indien ik hem na het lezen zijner nota met becijferingen en beschouwingen de vraag stelde: Is liet ernst of korstwijl Weet de heer De Roo niet, waarom en waarvoor al die vrijwilli gers uit Nederland door het Indisch bestuur zijn aangevraagd? Hij doe deze vraag eens aan den minister van koloniënbij gelegenheid van het volgende Atjeh-debat in de Tweede Kamer. En om beter besla gen op het ijs te komen dan zoo menig ander interpellator, vrage hij eerst aan een Indisch officier, met hoeveel manschappen de Europeesche kompagniën gemiddeld onder de wapens komen. Ik geef daarom dezen raad, omdat ik in 's ministers memorie van antwoordbetref fende de hier besproken aangelegenheid, lees, dat de formatie (lees hiervoor sterktevan het Indische leger hij het uitbreken van den oorlog tegen Atjeh, althans wat de manschappen betreftkompleet wasWat zal de heer De IIoo vreemd opzien, indien ik hem de verzekering geef, dat de kompagniën infanterie, die op de eerste expeditie naar Atjeh gingenmet de grootste moeite op eene sterkte van 100 geweerdragenden zijn kunnen worden gebracht, met inkom pleet kaderterwijl de vredes-formatie kompagniën van 119 geweer dragenden hebben moet; over eene oorlogs-formatie zal ik dus maar zwijgen. Wie 's ministers beschouwingen over de Indische brigade aandachtig heeft nagegaan, zal mij moeten toegeven, dat hij in zijne eenmaal opgevatte opinie gewankeld heeft. Eerst deelt de heer Eransen van de Putte der volksvertegenwoordiging mede, dat hij aan hare goedkeuring zal onderwerpen de oprichting van een korpsgeschikt en gereed, om, wanneer noodig, als korps in zijn geheel naar Indië te worden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 494