486 gezonden; in zijne memorie van antwoord is hij van denkbeeld veranderd en kan hij zich geheel vereenigen met het door den heer Stieltjes gegeven advies. Omtrent het korps mariniers zeide de heer Fransen van de Putte was hij nog niet van denkbeeld veranderd. Heeft hij niet, in volkomen tegenspraak met hetgeen hij vroeger als volksvertegen woordiger beweerde het Bijblad van 1871 kan het getuigen gezegd, dat het korps mariniers niet uitgebreid en tot infanterie en artillerie de marine vervormd kan worden? Was nu zijne houding tegenover den minister van marine Brocx niet juist de omgekeerde van die, toen hij het dezenin koalitie met den heer De Roozeer lastig maakte over eene reorganisatie van het korps mariniers, in verband met eene ontbinding van ,het West-Indisch legertje? (f) Aan het korps mariniers mag men nu eenmaal zoo het schijnt niet raken. Volgens den sedert afgetreden minister llrocxmag dat korps geene koloniale af deeling vormen en al zijne goede eigenschappen verliezen, welke het behoud van het korps, zoo als het thans is samengesteld, in gewone omstandigheden met het oog op het toenemende gebrek aan voldoende bemanningen der schepen voor de zeemacht onmis baar en in buitengewone omstandigheden voor de koloniën wenschelijk maken. Wordt het korps mariniers Indische brigadedan tast men het karakter van dat korps aan De uitlegging van deze in nevelen en wolken gehulde uitdrukking laat ik, die geen hoogvlieger ben, aan den heer Brocx zeiven over. Mag ik evenwel zeer bescheiden opmerkendat het karakter der mariniers toch niet wel gevormd kan worden door het doen van matrozendienst aan boord der schepen of er slechter door zal worden bij een tweejarig verblijf op den vasten wal onzer koloniën; en dat, wanneer, met het oog op de onvoldoende bemanningen der schepen, mariniers matrozendienst moeten verrich ten het in buitengewone omstandigheden voorzeker in 's lands be lang zal zijn, wanneer, door uitbreiding van het korps, de koloniën ook over mariniers als soldaten zullen kunnen beschikken Veel stof tot opmerkingen geven de in de Tweede Kamer in 1873 over de Indische brigade gevoerde debatten. De heer Storm van van s Gravesande vervulde daarbij de hoofdrol. Hij is tegen de op richting van dat korps en aan zijn invloed had men het wellicht te Zie het Bijblad der Nederlandsche Staats-courant van 1873, le halfjaar. (f) Zie ten overvloede: «De marine-begrooting voor 1872, in de Tweede Kamer." Nieuwe Militaire Spectator, jaargang 1872.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 495