496
dat er eene goede verhouding besta tusschen de sterkte der brigade
en het getal suppletie-troepen, die de brigade moeten voorbijgaan,
vóór dat zij hunne bestemming naar Indië volgen. Met de suppletie
wordt hier bedoeld de gewone suppletie.
De kommissie is van oordeel, dat, wil men voor buitengewone
omstandigheden eene bekwame legermacht beschikbaar hebbendeze
zal moeten bedragen 1500 a, 1600 man infanterie eu 150 man artil
lerie, zoodat, met het oog hierop en op de aflossing der troepen in
West-Indië, de normale sterkte der Indische brigade in Nederland
zal moeten zijn 1900 man infanterie en 170 man artillerie, welke
cijfers volgens de kommissie in goede verhouding staan tot het
getal der jaarlijks benoodigde suppletie-troepen voor Oost-Indië, dat
naar de inlichtingen, die aan haar versterkt zijn, voor de infanterie
op gemiddeld 1200 man en voor de artillerie op gemiddeld 150 man
kan gesteld worden. Roven die 1900 man infanterie en 170 man
artillerie komen dan nog luiten Nederland de in West-Indië gede
tacheerde infanterie en artillerie, ter sterkte van ongeveer 600 en
40 man respektievelijk. Men kan aannemen, dat, bij de oprichting
der brigade, laatst bedoelde 600 en 40 man aanwezig zijn, daar
natuurlijk zal moeten worden gezorgd, dat het tegenwoordige West-
Indische leger zich in de brigade oplost.
Onder artillerie verstaat de kommissie hier alleen vesting-artillerie.
In West-Indië is geene andere artillerie noodig. In Oost-Indië
worden als stukrijders bij de veld-artillerie alleen Inlanders gebezigd;
de Europeesche veld-artilleristen dienen dus enkel voor de bediening
van het geschut, en daarin kunnen zij bij de vesting-artillerie in
Nederland worden geoefend.
Kavallerie en genie-troepen moeten, even als de artilleristen-werk-
lieden, volgens de kommissie, niet bij de brigade aanwezig zijn. De
inrichting der brigade zou dan te omslachtig wordeuen die troepen
zouden in Nederland toch niet volledig kunnen geoefend worden voor
den dienst in Indië. De bestaande regel, dat, als kavalleristen,
mineurs en sappeurs voor Indië, alleen zij worden aangeworven, die
reeds als zoodanig gediend hebben, kan gehandhaafd blijven en de
aangeworvenen kunnen dadelijk naar Indië gezonden worden. Wan
neer de Indische kavallerie of genie uit Nederland aangevuld
wordt, zal men toch manschappen krijgen, die geoefend zijn, voor zoo
verre zij in Nederland geoefend kunnen worden. Maar zegt de kom
missie men zal steeds moeten trachten in Indië zelf voor deze beide