511
hebben in dat opzicht een ander gezichtsveld gehad dan Knoop en
De Koo van Alderwerelt. Ik zal mij niet vermetenop hunne op
ondervinding en eene zeer rijke ondervinding gebaseerde beschou
wingen eenige bemerking te maken. Zij wilden niets anders hebben
dan een voldoenden aanvoer van Europeanen voor kader en manschap
pen; en de door die generaals aangeprezen wijze van aanvulling is
dan ook als suppletie-stelsel tot heden ten dage toe gevolgd en
goed bevonden. Toen daarop ook in 1827 eene uitzondering werd
gemaakt, met de uitzending der expeditionaire afdeeling, heeft men
er de treurige gevolgen van ondervonden.
Ook de kolonel der genie van het Indische leger .Thr. De Yaijnes van
Brakell zeide over het door Knoop en de ïtoo van Alderwerelt
voorgestane stelsel schrijvende '/Men herinnere zich de geschiede
nis der expeditionaire afdeeling gedurende den oorlog op Java, en
men zal geene herhalingen van iets dergelijks meer verlangen."
Er zullen daarom behalve enkele utopisten»weinige Indische offi
cieren worden gevondendie het suppletie-stelsel door eenig ander
stelsel van aanvulling zouden wenschen vervangen te zien. Toen de
Nederlandsche generaal-majoor Baron Von Gagern, die in 1844als in-
spekteur van het militaire wezennaar Indië werd gezonden, het plan
opperde en later ook het voorstel deed, ombij wijze van proef, een ge
heel uit Europeanen bestaand bataillon infanterie naar Indië te zen
den en om de zes jaren te doen aflossenwerd dat voorstel door de
generaals Cochius en Van der Wijck op onwederlegbare gronden af
gekeurd. (t)
In zijne „Verdediging van Nederlandsch-Indiè."
(f) In 1845 schreef Cochius aan Von Gagefn o. a.
iiTV°. Een geheel uit Europeanen bestaand bataillon infanterie, om de zes jaren uit
Europa te zenden, aftelossen."
«Dit is mijns oordeels wel de ongelukkigste en schadelijkste maatregel voor 5s lands
dienst, welken men zoude kunnen nemen. Leert dit de ondervinding in Britsch-Indië
niet, waar eene zoo groote verwijdering en spanning tusschen de troepen van de Ko
ningin en die van de compagnie bestaat, en heeft dit niet geleid, dat de compagnie
reeds een groot gedeelte van de Europeesche korpsen zelve organiseert en voltallig
houdt; hier hebben evenwel de troepen van de Koningin geen prerogatief meer, als
dat ze beter betaald zijn voor den tijd dien zij in Indië doorbrengen, dan zulks in
Europa het geval was, en dat bij gelijke rangen de officier der Koningin kommandeert."
i/Hebben wij in den Java-oorlog niet de ondervinding opgedaan, hoe weinig dienst
men van de expeditionaire afdeeling heeft gehad; waaraan was bij haar die groote
sterfte en vele ziekten, meer dan onder de Europeanen van het Indische leger, toe te
schrijven, ook nog nadat ze reeds 8 jaren in Indië was geweest; dat ze meer vreemd