512 De wenschen van de heeren Stieltjes en Yan Rees gaan wel is waar zoover niet. Zij verlangen slechts het vormen van een korps in Nederlanddat in tijd van nood oogenblikkelijk naar Indië kan Weef aan het land. waarheên ze was gezondendat zij zich weinig om 's lands taal en nog minder om het volk dezer gewesten bekreunde; dat het zeer veel moeite kostte hare manschappen te verpligten, en dat het niet in hun smaak viel. de spijzen op de Indische wijze toe te bereiden; dat bij die korpsen duidelijk nimmer die opge ruimdheid wierd waargenomen, welke men bij den Indischen soldaat zag, ten deele om het reeds aangevoerde en wijl de expeditionaire soldaat zag, dat hij dikmaals nut teloos naast den Indischen soldaat wierd afgemat, wijl zijne officieren den oorlog nog niet kenden." 5 b «Wat was hiervan het gevolg; dat de bataillons reeds in het eerste jaar waren ge- und, dat men ei detachementen van het Indische leger aan moest toevoegen, met officieren van het Indische leger, wijl de expeditionaire officieren zich niet aan hen -on en doen verstaan. Zoo heb ik in het begin van 1828 den luitenant-kolonel Ledel met zijn flank-bataillon zien uitrukken, dat bij een kompleet kader van officieren, 25 ankeurs konde onder de wapens brengen, en zijn sterkte voor de rest uit Indianen onder hunne eigene officieren bestond." „Ik vraag dus, bij het gebrekkige, hoe kostbaar zulks voor den staat wordt; batail lons, als waarvan hier sprake is, gaan in hun geheel terug, dit klinkt schoon voor den so daat. Weinigen of geene zijn er van de overblijvenden, die besluiten na expiratie (van hun verband) in Iudië te blijven; terwijl ik een oudgast of man, die 6 jaren in ndie gediend heeft, dubbel, ja drie dubbel waardig houde als een nieuweling, als J X ee^ m^nc^ei aaii ziekten en sterfte onderhevig. De verliezen kunnen gerust ian et eerste tot het tweede engagement als 1 3 gesteld worden." iiEn nu bestaat de vraag nog: hoe zal men met die bataillons handelen als het oor- °o word; zal men ze dan tegen het verband, waarop ze naar Indië zijn gezonden, IudiscIle leser moeten insmelten, dan wel ze geheel inkompleet dat dan 1 moet i olgen een voltallig kader officieren en onder-officieren geven." «Ziedaai de bezwaren, welke ik tegen het zenden van afgescheiden bataillons Eu ropeanen naar Indie heb. Dan mag hier ook in overweging komen de tweedragt, die ei a adelijk zal ontstaan tusschen zoodanige bataillons en die van het Indische leger immeis wil men die bataillons reeds het prerogatief toekennen van op Java of Sumatra e mogen dienen, en niet naar elders gezonden te kunnen worden, zoo zal de dienst der buitenbezittingen voor de Indische officieren verzwaren, want in evenredigheid van e getal Europeesche bataillons zal de overige sterkte van het Indische leger ver minderen." «Zulke bataillons zullen in de 6 jaren, dat zij in Indië verblijven, oneindig meer avancement maken dan de officieren van het Indische leger, om de natuurlijke reden, at e verhezen aan Europeanen, die pas aankomen, altijd veel grooter zijn dan na veiloop van een zeker getal jaren. Zullen deze vacatures alleen door onder-officieren van het korps worden aangevuld; dit wordt niet gezegd. Immers de bedoeling is, dat het avancement bij het bataillon blijft, en dan kan het gebeuren, dat in een tijd vak van zes jaren officieren en onder-officieren van dat bataillon de Indische officieren vooibijgaan, en later het recht hebben om in den verkregen rang bij dat leger over te gaan." «En na expiratie van den termijn van 6 jaren in Indië te hebben gediend, zullen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 521