513 worden gezonden. Daartoe moet het Indisch legioen van den heer Van Eees uit een staf en drie bataillons bestaan en 2400 man sterk zijn; terwijl de sterkte van de Indische brigade van De Roo van kun (de officieren) nog prerogatieven boven de Indische officieren, in bevordering, enz., worden ingewilligd." „Sprak ik hiervoren bij ondervinding van de diensten, welke men van zulke ba taillons te wachten heeft, hoeveel nadeeliger zal de tweespalt nog niet werken op een leger, dat zoo zeer harmonie en te zamenwerking noodig heeft, zal het in oorlog grfed te bezigen zijn. De aanvoerder zal dan dikmaals geparalyseerd zijn, ten minste niet met die gerustheid ageeren, als wanneer hij zeker is, men zich wederkeerig en allerwege verstaat." „Bataillons als men naar Indië zenden wil bestaan niet of zijn ten minste niet be schikbaar bij het Nederlandsche leger; ze worden dus eerst kort voor hun vertrek te zamen gesteld. Ik zou haast de vraag durven doen: is het dan wel te verwachten, ze als een voorbeeld voor het Indische leger gesteld zullen kunnen worden." Laat ons thans het oordeel hooren van den generaal-majoor der genie Jhr. Van der Wijck „Zoodanige bataillons zouden nijd, afgunstongegronde pretentiën en een aantal moei- jelijkheden bij het Indische leger doen geboren wordendie thans niet bestaan, en dus het kommando zeer vermoeijelijken." „Neem ik daarbij in aanmerking, dat de Europeaan hier niet dan na lange jaren eenigzints acclimatiseert of eene malaise verliest, die de meesten in de eerste jaren de primeertvooral als de uit Europa gekomenen, afgescheiden van het Indische leger, bij elkander blijven; en herinner ik mij de geschiedenis van de expeditionaire afdeeling, zoo geloof ik niet, eenig goed doel met zoodanige beschikking bereikt zal worden, en ben ik zeker, (en geloof ook, dat ieder, die den Javaschen oorlog als kolonne-kom- mandant heeft medegemaakt, in mijn gevoelen zal deelen) dat men driemaal meer dienst van, en veel minder sterfte bij de expeditionairen gehad zoude hebben, wanneer officieren en manschappen, als gewone suppletie uitgezonden, dadelijk bij de mobile kolonnes of het Indische leger waren ingedeeld. Ze konden hier buitendien niets doen zonder eene geheele wijziging in de organisatie en toevoeging van Inlandsche troepen; en dat zal bij alle Inlandsche oorlogen in dezen archipel overal hetzelfde blijven. Bij oorlog met eenen buitenlandschen vijand heeft men minstens een jaar tijd, om hetgeen waarover men beschikken kan naar de behoefte daarvoor te organiseren en te instruéren. De meerdere kosten, welke zoodanige maatregel, door veelvuldiger trans porten, enz., moet veroorzaken, zullen naar mijn oordeel veel nuttiger en op eene min der de eenheid stootende wijze tot verbetering van het leger aangewend worden door jaarlijksche vereenigingen van een aantal troepen in eene van de drie militaire afdee- lingen op Java, tot instructie in manoeuvres, den velddienst en in de ondersteuning der verschillende wapens." „Daarbij komt nog, dat zoodanig Europeesch bataillon geheel Europeesch zoude blijven, weinig van de taal leeren- en ook weinig van de behoeften van den Indischen dienst, dat veel spoediger door dagelijksche noodwendigheid in practijk komt bij hen, die bij de bestaande bataillons worden ingedeeld. Het heimwee, dat bij zoodanige korpsen volgens ondervinding altoos spoedig veld wint, wordt bij eene indeeling bij het leger in het algemeen ook vermeden."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 522