516 genomen eens, dat de Nederlandsche officieren en vrijwilligers tegen hun wil door de regeering naar de koloniën kunnen worden gezon den, zooals dit in Frankrijk en Engeland geschiedt, hoe moet dan met het oog op de omstandigheid dat voortdurend een gedeelte van het leger op reis van en naar de koloniën is en dus nooit gebruikt kan worden ik vraag, hoe moet dan in het hierdoor ontstane grootere inkompleetzonder het leger door dien maatregel nog meer te ver zwakken, voortdurend worden voorzien Door eene behoorlijke aanvul ling, zal men antwoorden. Juist, dat is de zaak; maar hoe. en hierop blijven de legerorganisateurs het antwoord schuldig. Onprakti sche voorstellen zijn er genoeg, maar degelijke geen enkel te dien opzichte gedaan. De kwestie der aanwerving van vrijwilligers in 't algemeen en die voor de beide deelen van het Nederlandsche leger in 't bijzonder is eene zeer moeilijke kwestie; de middelenom een voldoend aantal vrij willigers ten allen tijde beschikbaar te hebben, zijn niet gemakkelijk te vinden. Hoe kleiner een leger is van den een of anderen Euro- peeschen staat, hoe moeilijker de aanvulling wordt van de koloniale legermacht. En het Indische leger verslindt soldatenNu kan men wel zooveel vreemdelingen nemen als men wil, maar dit is niet raadzaam en zelfs de werving van vreemdelingen kan te eeniger tijd zooals in 1873 het geval wasminder goede resultaten hebben, wanneer onze wervers door de regeeringen der vreemde mogendheden systematisch uit het grondgebied harer staten worden geweerd. De ondervinding heeft bovendien geleerddat een staat in vredes tijd veel minder vrijwilligers kan krijgen dan in oorlogstijd. Dit heeft men o. a. in Frankrijk tijdens de regeering van Napoleon III gezien, waar in tijd van vrede geklaagd werd over het betrekke lijk groot inkompleet aan vrijwilligers. Ook ons vaderland geeft hiervan het voorbeeld, dat voor de juistheid van Thorbecke's woorden pleit. Het gaat daarom niet aan, om eene regeeriug, die dat alles beter kan beoordeelen dan iemand anders, van vooringenomenheid en par tijdigheid te beschuldigenals zij de ideën van den generaal Knoop ring dei- begrooting, voor het onderhoud van het leger toegestaan. Artikel 178 der Grondwet kan zooals Thorbeeke eenmaal zeide niet tegenover de vrije parle mentaire overweging dier middelen worden gesteld. Wat dan? Storm van s Gravesande en Thorbeeke in hunne redevoeringen bij de verhan deling der begrooting voor 1857. Zie het Bijblad der Staats-Courant.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 525