517
niet tot de hare kan maken. Maar daarom heeft iedereen het recht,
het te betreuren, dat die regeering hare dwaling niet inziet, dat zij de
moeilijkheden, waarmede zij bij eene behoorlijke aanvulling van onze
koloniale legermacht steeds te worstelen heeft, opzettelijk grooter
maakt door de oprichting van een korps vrijwilligers in Nederland
als de Indische brigade.
Men wil meer verhand trachten te verkrijgen tusschen de beide
legers van het rijk. Goed, dat is zeer prijzenswaardig, want het
is in 't belang van het steeds vrede genietende deel van het Konink
lijke leger. Men wil dat deel met de rijke militaire ondervinding
van het steeds oorlogvoerende deel begunstigen. Maar de uitvoe
ring van dat denkbeeld is zeer moeilijk, is bijna eene utopie. Nu
de geschiedenis het geleerd heeft, dat het vóór 1819 onmogelijk
was, in Nederland korpsen samen te stellen, alleen uit vrijwilligers
bestaande, zoo dat toen, volgens de wet van 1818, de destijds
bestaande bataillons infanterie van linie in 1819 met de bataillons
nationale militie werden samengesmolten; nu ook de geschiedenis zal
leeren, en heeft geleerd, dat het zenden van militiens en vrijwilli
gers, in georganiseerde korpsen naar Indië, tot bedroevende resulta
ten leidt, nu kan de regeering, om aan het verlangen van den
generaal Knoop te voldoen, volgens mijne opvatting, niet beter han
delen daninstede van de massa te dwingenhet aan den vrijen
wil van ieder individu over te laten, om de rijke ondervinding des
oorlogs, in Indië, op te doen. Dit heeft onze regeering nooit belet,
maar integendeel steeds op 's lands belangen lettende en nimmer
die van de individuen van het Nederlandsche leger verwaarloozende
op onbekrompen wijze, zoo als in het jaar 1873, in de hand gewerkt.
En al moge Frankrijk generaals als Cavaignac, Lamoricière en Bedeau
of Changarnier, Trochu of Mac-MahonEngeland mannen als Stoddart,
Pottinger en Brooke of Napier en Wolseley uit de koloniale oefen
school geteeld hebben; Indische legeraanvoerders als Raaff, Michiels
en Verspijck waren en zijn voor het Nederlandsche leger geene
vreemdelingenzulke aanvoerdersNederlandsche officierenbehooren
ook U toe, en met mannen van dien stempel kunt ook gij uw voor
deel doen! 't Is waar, zij hebben geene divisiën van duizenden en
legerkorpsen van tienduizenden aangevoerd, maar dat wordt van U
ook niet verlangd.
Noor landen met koloniën is voor de samenstelling en aanvulling
van het leger daar geen ander stelsel mogelijk dan dat van iverving