520 ook geen twee jaren bij de Indische brigade in Nederland kunnen houden. De Indische brigade te vormen uit gezonde en van goed gedrag zijnde militairen, die van Indië in Nederland terugkeeren, houd ik daarom met den luitenant-kolonel Netscher voor onmo gelijk De heeren Stieltjes en De Eoo Van Alderwerelt hebben den minister van koloniën slechts cijfevs te vragen. Maakt men de voorwaarden van indiensttreding bij dat korps aannemelijker, dan zij bij het Nederlandsche leger en bij het korps mariniers bestaandan worden en landmacht en marine, waarbij reeds zooveel vrijwilligers ontbreken, ten koste van de Indische brigade uitgeplunderd en uitgemergeld. Is dit in 's lands belang? Neemt men dit belang ten aanzien van het leger, waarbij 7000 van de 13500 vrijwilligers ontbreken, wel in achtwordt de Indische brigade in Nederland geen geprivilegieerd korps, dan zal het ook nooit kom pleet worden. Het koloniaal werfdepot kan dat inkompleet niet aanvullen. Eene Indische reserve in Nederland acht ik als middel van ver sterking van het Indische leger niet alleen onvoldoendemaar in sommige opzichten zelfs schadelijk; onvoldoende, omdat die verster king in Indië zelve bij de hand moet zijn en niet in Nederland, onvoldoende om de in de vorige alinea's aangehaalde motievenscha delijk, omdat men bij hetzelfde leger geene geprivilegieerde korpsen, zooals de expeditionaire afdoeling van 1827, mag hebben; schadelijk, omdat het Indische leger, meer dan eenig ander leger, vastheid van beginselen moet hebben in alles wat organisatie, instruktie en dienst verhouding betreft. De wijze, waarop de Indische brigade is opgericht, is een goed koopjeau détriment van het Indische leger. Eerst als het hoog noo- dig is, zendt men haar naar Indië; anders houdt men haar in petto voor het Nederlandsche leger. Dit is halfwerk. En wat zal men met de Indische brigade doen, als Nederland met eene Europeesche mogendheid in oorlog komt? Dan houdt men haar natuurlijk in Nederland Ik ben zeer voor verdeeling van arbeidmaar ik geloof dat men wel zoo verstandig zou zijnom in Nederland waar men de strijd krachten zooveel mogelijk onder een beheer moet brengen die verdeeling van arbeid niet zoover uit te strekken, dat men drie grondwettige legertjes krijgt met de ministers van oorlog, koloniën en marine als generalissimi.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 529