521 En eindelijk eene inkonsekwentie ten beste, wederom eene parle mentaire inkonsekwentie. In 1872 wilde de wetgevende macht leger- organisatie hij de wet, en in 1873 laat zij en passant, vóór dat die vrienden van de wet hun zin krijgeneen Indisch legertje in Nederland huiien die wet oprichten. Wijlen de generaal Kroesen stelde der regeering voor, het Indi sche leger, in Indië, te versterken. Dat was zijne overtuiging. Hij ging niet, zooals de generaal Van Swieten, te rade met diens ondervinding, eene ondervinding trouwens van tempo dahoeloemaar met de ondervinding die hij zelf in zijne hooge betrekking had op gedaan. De gebeurtenissen in 1873 en 1874 hebben het bewezen, dat de generaal Kroesen een goed voorstel heeft gedaanwaarvan de vaardige uitvoering een dringend vereischte is ter voorkoming eener totale ontbinding van het Indische leger, (f) Het Indische leger moet thans eene uitbreiding en eene aanzien lijke uitbreiding-ondergaan; de regeering, die ons gezag in de kolo niën wil uitbreiden, moet de middelen weten te vinden, om dat gezag overal behoorlijk te doen eerbiedigen; op dit oogenblik is dat niet mogelijk. Die uitbreiding onzer strijdkrachten voor de koloniën moet, dunkt mij wat wel zoo eigenaardig is in Indië, maar niet in Nederland geschieden. Geene koloniale reserve, die in het moeder land vegeteert, terwijl de behoefte aan versterking van het Indische leger, ook door eene reserve in Indiëzoo dringend noodig is- Geene spaarbende, geen Indisch legioen, geene Indische brigade of Zie P. M. Netscher. «Eenige denkbeelden over de aanvalling van het Indi- sclie leger, enz." Militaire Spectator jaargang, 1861. nDe Zee-militie, in verband beschouwd met Ned. O. Indië", Militaire Spectator jaargang 1860. iiTroes Trang" iu het Utrechtsch Dagblad van 1878. De heer Yan der Linden in de Tweede Kamer. Zie Bijblad 1872/1878. //Brieven over Militaire Onderwerpen", III. Militaire Spectator, jaargang 1861. P. M. Netscher: //Praktische denkbeelden en utopiën." Militaire Spectator, jaar gang 1862. (f) De oorlog met Atjeh heeft het Indische leger geheel uit het verband gerukt. De slechte organisatie van dat leger en de kolossale aanvulling van 70 officieren en 1500 man, die de generaal Yan Swieten, tot 26 April 1874, boven en behalve de kolossale strijdkrachten der 2e Atjehsche expeditie, ter zijner beschikking op het ter rein des oorlogs kreeg, hebben daartoe het hare bijgedragen. En de minister van koloniën -en generaal Yan Swieten waren eerst van oordeel, dat Atjeh het wel met minder af kon. Was dat de ondervinding niet van tempo dahoeloe?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 530