523
manschappen aan het andere korps afgeven dan worden alle korpsen
geplunderd, gehavend en uit het verband gerukt, wat ten nadeele is
van eene goede oefening en de strijdvaardigheid van den troep.
Wil men in Nederland een afzonderlijk korps oprichten, dat aan
de bedoeling van artikel 178 der Grondwet beantwoordt, men be-
stemme daarvoor een gedeelte de vrijwilligers van het korps
mariniers en breide dat korps, zoo het mogelijk is en niet anders
kan, met behulp van de zee-militie uit. Een onzer kundige marine
officieren de kapitein ter zee P. A. van Beesschreef over dat korps
en zijne tegenwoordige bestemming een lezenswaardig artikel in Be
Gids van 1868.
Waarom kan eigenlijk de bestemming van dat korps niet gewij
zigd worden? Is het nu werkelijk, omdat de traditie zich daartegen
verzet en de adat der marine nu eenmaal niet wildat men aan de
mariniers zal raken ten behoeve van de landmacht? Wanneer de
infanterie en artillerie de marine in Eraukrijk zulke goede diensten
hebben bewezen, waarom zou ons korps mariniers dan niet tot
een dergelijk korps vervormd kunnen worden? Dan zou men bij de
Indische expeditiën geene matrozen bij de marine-landingsdivisie
behoeven in te deelen om, zooals gebeurd is, nauwelijks genoeg volk
over te houden voor de bediening van het geschut aan boord der
schepen, (f)
Naar eene meer gepreciseerde uitlegging de beteekenis van die
traditieschennisnaar de goede redenen welke tegen eene verande
ring van den aard en de bestemming der mariniers zouden pleiten
is tot hiertoe te vergeefs gevraagd. Het voorname argument was
altijddat het eigenaardig karakter van den marinier zou verloren
gaan. Maar daarom is het nu juist te doen, zeide de heer De Boo
in de Tweede Kamer. //Dat eigenaardig karakter moet gewijzigd
wordenomdat de mariniers thans in eene' andere behoefte moeten
Zooals in deu oorlog van 1870/1871. Zie b. v. de la Roncière le Noury: «La
marine au siége de Paris."
(f) De totale sterkte der marine was bij de 3e Baliscbe expeditie 2055 koppen en
die der marine-landingsdivisie a. aan mariniers 302 onderofficieren en manschappen,
en b. aan matrozen 300 man, d. i. te zamen 602 man, of 29 pCt. van de bemanning
der vloot. Zie J. O. H. Arntzenius, //De 3e Balische expeditie in herinnering ge
bracht."
De sterkte der landings-divisie bedroeg bij de 2e expeditie tegen Atjeh 900 man.