527 melijk dat, volgens alle getuigenissen, zeis de meest vijandige, aan onze zijde de oorlog geïmproviseerd was, en dat hij bij onze vijanden sinds lang wetenschappelijk overlegd was geworden. Terwijl bij ons> in alle takken van militaire organisatieeen zeer ruim aandeel was gelaten aan het toeval; terwijl wij, vertrouwende op de Fransche te genwoordigheid van geest en spontaneïteit, ditmaal gelijk altijd re- keuden op de gelukkige inspiraties die tegenover de noodzakelijkheid niet in gebreke kouden blijven ons aan te waaien, liet Piuisen aan de fortuin niets over van wat haar ontnomen kan worden door arbeid en studie, en de befaamde islopJcousJcnoopvan den maarschalk Leboeuf, zoo wreed misplaatst in zijn' mond, zou op de lippen van den heer Von Stosch, bij voorbeeld, slechts de getrouwe uitdrukking geweest zijn van het heilzame en tot de geringste kleinigheden afdalende pe dantisme, waarmede Duitschland zich tot dezen veldtocht had voor bereid. Daarom stellen wij ons voor, heden eene louter statistische uiteenzetting te geven, geheel uit cijfers en feiten. Dat is de ware manier, wellicht de eenige, om met een weinig nauwkeurigheid de Pruisische organisatie te schilderenzonder haar karakter te verval- schendat is ook het beste middel om ons-zelven dienst te bewijzen, want het komt er voor ons hoofdzakelijk op aan, die strenge stiptheid terug te krijgen, die te allen tijde de kracht en den roem van het Pransche genie heeft uitgemaaktmaar die de zorgelooze slapheid en de dobberende en droomerige besluiteloosheid van den Keizer, door eene noodlottige besmetting, te diep hadden laten vervallen. I. In 1717 door Frederik Wilhelm I opgericht, onder de regeering van Frederik II gereorganiseerd, en sedert, zonder aanmerkelijke wijziging, aan dezelfde reglementen onderworpen, heeft het cadetten- hrps tot roeping, vooral aan de zonen van officieren en ook aan jongelingen, uit de andere maatschappelijke lagen voortgesproteneen algemeen onderwijs te gevendat echter een militair karakter draagt. Het vormt, eigenlijk gezegd, eene kweekerij voor het officiers-korps. Tot 1866 kwamen er gemiddeld jaarlijks 190 cadetten in het leger, dus 42 ten honderd van het getal officieren, maar sinds dat jaar is iet getal cadetten gestadig aangegroeid; in 1870 beliep het reeds 410, en, volgens de laatste berichten, zou het nu de 500 overschrijden. HET CADETTEN-KOKPS.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 536