529 er van kennen. Een hunner vroeg mij in vollen ernst, of de Java nen menschen-eters zijneen ander noodigde mij uitook in vollen ernsteens op een' middag over te wippen om thee te drinken, wan neer zij in China zouden zijn. Slechts één was een beschaafd man; hij had bij een Arabisch bureel gediend. Hij toonde belangstelling in het museum, in de Hindoe-beelden, de Batak-taal, enz. De anderen doorliepen het museum, als of het een gewoon pakhuis was). Maar ik besluit mijne uitweiding en keer terug tot de dorre opgaven, die ik beloofd heb. De zes provinciale cadetten-scholen worden gevonden: te Kulin (gesticht in 1776), te Potsdam (1801), te Wahlstadt (1838), te Bensberg (1840), te Pioen (1868), te Oranienstein (1868). Die van Berlijn, welke den naam van centrale instelling draagt, telt slechts drie klassen: de tweede en de beide jaren voor de eerste. De leerlingen, op tienjarigen leeftijd aan de provinciale inrichtingen toegelaten, komen, 15 jaren oud, te Berlijn, en gaan henen, als zij 18 jaren oud zijn. (Wij spreken hier slechts van Pruisen. Maar reeds lang vóór hunne zedelijke inlijving bij het Noordsch Verbond hadden Beieren, Saksen en Wurtemberg het voorbeeld van Pruisen gevolgdBeieren heeft zijn cadetten-korps te Munchen de Saksische officieren worden voor een groot deel geworven onder de cadetten, wier school te Dresden is, en Wurtemberg heeft eene overeenkom stige inrichting te Ludwigsburg.) 'Personeel. Ik heb gezegd, dat men reeds op de school aan den geest der toekomstige officieren eene militaire richting geeft. De cadetten te Berlijn zijn verdeeld in zeven kompagniën, en die van de andere huizende succursalenin de provinciënin twee kompag niën. Maar het is vooral het personeel voor het onderricht en de administratie, dat reeds vroeg den leerlingen die plooi van militarisme doet aannemen, welke zij later zullen behouden bij het leger en in burgerlijke betrekkingen. Het cadetten-korps staat onder de bevelen van eep' generaalde cadetten-huizen staan elk onder de bevelen van een' staf-officier. Onder deze bevelvoerders staan 120 officieren, waarvan de meesten slechts voor een tijdelijken dienst zijn afgezonderd, maar waarvan ongeveer een derde vast op post blijft, om als kader te dienen en de over levering voort te planten. Het personeel is evenwel niet uitsluitend militair; de burgerlijke ambtenaren zijn ook zeer talrijk, en om het gewicht aan te toonen, dat aan deze instellingen gehecht wordt, en de zorgen, waarvan zij 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 538