513
oorlogvoerende partij en kunnen gevangen genomen wordende
voor den krijgsraad terecht worden gesteld.
4. Zoolang eeue door den vijand bezette provincie niet krach
tens een vredes-traktaat in zijn bezit is overgegaan, kan hare bevol
king niet genoodzaakt worden deel te nemen aan den oorlog tegen
een wettig gevestigd bestuurnoch aan handelingen strekkende in
het belang van den tegen haar vaderland gevoerden oorlog.
5. De godsdienstige overtuiging, de eer, het leven en de bezit
tingen der vredelievende bevolking moeten door de vijandelijke troe
pen worden geëerbiedigd.
6. De troepen moeten de eigendommen van bijzondere personen
in een bezet land eerbiedigen en mogen niet zonder dringende
noodzakelijkheid tot de vernieling daarvan overgaan.
Hoofdstuk II. "Van be kekwisitiën en schattingen.
1. De vijand kan van de bevolking alle belastingenheffingen en
diensten, in natura en in geld, vorderen, waarop de legers van de
wettige regeering het recht hebben.
2. Het bezettingsleger kan van de bevolking alle voorwerpen tot
voeding, kleeding, schoeisel en wat dies meer zij rekwireeren, welke
het behoeft. In dat geval is de oorlogvoerende partij verplicht het
zij de personen, welke hunne bezittingen afstaan, schadeloos te stel
len, hetzij daarvoor de gebruikelijke bewijzen van ontvangst af te
geven.
3. De vijand kan van de bevolking van een bezet land schat
tingen heffen, hetzij in geval van stellige en onvermijdelijke nood
zakelijkheid, hetzij als boete. In beide gevallen behoort die schatting
geheven te worden, krachtens een besluit van den opperbevelhebber
van het bezettingslegeren mag de bevolking daardoor niet ten gronde
worden gericht.
De in het eerstgenoemde geval vereischte schattingen kunnen wor
den terugbetaald.
D. Van de onderlinge betrekkingen der oorlogvoerende partijen.
Hoofdstuk I. Van de middelen van gemeenschap
I. Elke gemeenschap tusschen de door oorlogvoerende partijen
EN DE PAELEMENTAIUS.