OVEI! DE OPLEIDING VAN' DEN OFFICIER. De tijden zijn gelukkig voorbijwaarin menom voor een goed officier door te gaan, slechts bedreven behoefde te zijn in de regle menten voor exercities, krijgstucht, inwendigen dienst, enz., en een baas in het duëlleeren, biljarten, vloeken en bitteren. Br wordt thans veel wetenschappelijke kennis vereischt. Maar als men zich afvraagt, of die kennis nuttige, verteerde kennis is, of de program ma's der studiën doordacht zijn en den kring op het oog hebben, waarin de officier zich gedurende het geheele leven zal moeten bewe genluidt het antwoord ontkennendbedroevend. Het verwijt, dat men daaromtrent mag doenis te gegrondernaarmate de lastgever meer onbeperkte macht had. In de constitutioneele staten kan een minister van oorlog weinig goeds tot stand brengenwant de hoofden van zijn departement wis selen elkander af gelijk de schijngestalten der maan. De generaal Knoop schreef dan ook terecht onlangs in zijne academische verhan deling over Louvoisdat dit besef van onmachtdit vooruitzicht van onvruchtbaarheidmenigeen terughoudt van de aanneming der porte feuille. Carnot zou niet veertien legers bijeengebracht en Europa verwonnen hebbenzoo hij eiken dag op de vingers was gekeken door gevolmachtigden van kiesvereenigingen. Von Moltke's leger werd niet georganiseerd bij de wet. Brankrijk zoude nooit Louvois aan 't hoofd der krijgszaken hebben gehadzoo hij elke maand had moe ten antwoorden op de interpellation van geachte sprekers, zooals: '/Mijnheer de Yoorzitter ik wensch den minister van oorlog op een nader te bepalen dag te interpelleerenwaarom hij ons leger niet 24

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 562