559 van bewerking en de hoedanigheid der voortbrengselen. Yerder zoude de geestelijke toestand van de natie in zijne verschillende trappen moeten geschilderd worden, niet alleen wat betreft de soort en mate van opvoeding, maar ook den vooruitgang, in de wetenschap ge maakt, en de heerschende wijze van denken. De graad van esthetische beschaving, zooals die ten toon gespeid, werd in de bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst, toonkunst, dichtkunst, den roman, de kleeding, behoort beschreven te worden. Ook mag niet verzuimd worden eene schets van het dagelijksche leven van het volk, hun voedsel, hunne woningen en hunne ver maken. En ten slotte zoude, om het geheel te voltooien, de theo retische en praktische zedelijkheid van alle klassen beschreven moeten wordenzooals zij zich verraadt in hunne wettengebruiken, spreek woorden, daden. Deze feiten, vermeld met bondigheid, zonder te kort te doen aan klaarheid en nauwkeurigheid, behooren zoo gegroe peerd en gerangschikt te wordendat zij begrepen kunnen worden in hun samenhang, en beschouwd als onderling afhankelijke deelen van één groot geheel. Het doel moet zijn ze zoo voor te stellen dat ieder gemakkelijk den consensus of gemeenschappelijken zin, die onder de menschen bestond, kan schetsen, met de bedoeling te lee- renwelke maatschappelijke verschijnselen te gelijk met andere be staan. En dan moeten de voorstellingen van opeenvolgende eeuwen aantoonen, hoe elk geloof, instelling, gewoonte, regeling, gewijzigd werd, en hoe de consensus van een vroeger samenstel zich ontwik kelde tot dien van een volgend. Dat alleen is de wijze van mede- deeling omtrent vervlogen tijdendie den staatsburger van nut kan zijn voor de regeling van zijn gedrag. De eenige geschiedenis van praktische waarde is wat men noemen kanBeschrijvende sociologie. En de verhevenste plicht, dien de geschiedschrijver kan vervullen, is de levens der natiën zoo te verhalen, dat zij bouwstoffen leveren voor eene V er gelijkende sociologie en voor de vaststelling van de wetten, waaraan maatschappelijke verschijnselen onderworpen zijn. Maar let wel op, dat, al onderstelt men ookdat de noodige voor raad van deze werkelijk kostelijke historische kennis is opgedaan ge- Zulk eene beschrijvende sociologie wordt onder toezicht van Spencer uitgegeven. Het eerste, gedeelte, handelende over de Engelschen, kwam reeds in het licht. Het is van de hand van James Collier. Of het tweede gedeelte, van David Duncan's hand, over de laagste menschenrassenover de Negers, over de Maleiers enz. reeds verschenen is, weet ik niet.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 568