571
Sergeant-majoor voor de politie. Deze onder-officier is in de
kompagnie zeer noodig, om den sergeant-majoor voor de administratie
niet aan zijnen werkkring te onttrekken en tevens steeds iemand in
de kompagnie te hebbendie met een voldoend gezag is bekleed om
de krijgstucht te handhaven. Verder zouden op hem vele kleine,
voor den officier mindere nuttige en daardoor onaangename diensten,
kunnen worden overgedragen.
Het aantal manschappen is zoodanig geregeld dat de kompagnie 150
bajonetten sterk is. Hierdoor verkrijgt het half-bataillonsamenge
steld uit 1 Eur. en 1 Inl. kompagnieeene voldoende zelfstandigheid.
Bij de bataillons zijn geeue rekruten, doch er worden opgericht
2i dépots. Één te Buitenzorg en één te Eort de Koek. De ligging
dezer plaatsen, wat het klimaat betreft, geven het voordeel, dat zij zeer
gunstig zijn voor de acclimatiseering der Europeanen, en in het alge
meen ook aanleiding geven, dat er meer tijd voor de oefening kan
worden benuttigd.
De samenstelling der dépots is, wat staf en kleinen staf betreft,
even als die van een veld-bataillon, met uitzondering, dat zij worden
gekommandeerd door een luitenant-kolonelverder zou ieder dépot
bestaan uit 3 Europeesche en 3 inlandsche kompagniën, voor zoo
verre het kader betreft, zijnde aan elke kompagnie toegevoegd 4 sol
daten, voor de waarneming der betrekkingen van magazijnsknecht,
kok, bijkok, enz. Twee Europeesche en 2 inlandsche kompagniën zijn
bestemd voor de indeeling der rekruten; het Santal is onbepaald.
De 3e Europeesche en de 3e inlandsche kompagnie zouden dienen
tot kader-scholenen wel ieder voor hun landaarden daartoebe
halve het vaste kader, zijn samengesteld uit 10 onder-officieren, 20
korporaals en 40 soldatenter opleiding tot den eerstvolgenden graad.
Bij de kader-scholen worden bijzonder geschikte officieren geplaatst.
Bij de rekruten-kompagniën zou men echter, vooral met het oog op de
gunstige standplaatsen dier dépotsdie officieren kunnen plaatsen voor
wier gezondheid een korter of langer verblijf in een koel klimaat
wenschelijk zoude zijn. Men zou daardoor die officieren niet geheel
aan den dienst behoeven te outtrekken en ook niet vervallen in het abnor
male, van dusdanige tijdelijk voor den velddienst ongeschikte officieren
te moeten plaatsen bij veld-bataillons, die toevallig op koele plaatsen
in garnizoen zijn; hetwelk geen andere gevolgen heeft, dan ver
zwaring van den dienst ten laste vau hunne geschikte kameraden bij
die bataillons.