BONI IN 1858 EN 1859. In het Militair Tijdschrift, jaargang 1871, blz. 49 en 178. be spreekt de schrijver der geschiedenis van de Bonische expeditiën mijne bijdrage tot die der le expeditie, welke ten vorigen jare in dat tijd schrift opgenomen was. De wijze, waarop dat geschied is, doet het wenschelijk achten, het door mij geschrevene hier en daar toe te lichten en verduidelijken. De lezer kan dan verder zelf oordeelenen behoeft zich aan on§ bijzonder oordeel niet te storen. (Militair Tijdschrift, bladzijde 49, derde nieuwe volzin) //En bitter èu wrevelig is gen. W. geweest" enz. De schrijver verwijt mij hier wrevel en bitterheid. Ik geloof niet, mij daaraan ergens schuldig te hebben gemaakt. Dat verwijt naar den schrijver terug te kaatsen, leidt evenwel tot niets. Beter acht ook ik het, dat oordeel aan den onpartijdigen lezer over te laten, die wel spoedig zal ontwaren of, en zoo ja bij wien, wrevel en bitterheid heeft bestaan. De schrijver zegt (bladzijde 52, eerste volzin): //Generaal Waleson meent te moeten betwijfelen" enz. Ik was daartoe volkomen gerechtigd, daar toch verreweg de meeste onnauwkeurigheden, waarop ik heb gewezendoor eeneslechts op pervlakkige inzage van het journaal of de rapporten der expeditie, als die conform de origineelen waren, had kunnen voorgekomen worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 598