595 den mijne, per sloep Badjoa ziet verkennen des morgens ten 8 ure, e het medegenomen overbodig personeel daarbij op onloochenbare wijze aanduidt, dat men het niet onopgemerkt wensch te te doendat (jour naal op dato) aan den luitenant ter zee 2e klasse J. A. Van de Velde, en ook nog aan de kapitein Steek en den luitenant ter zee 2c klasse Wolterbeek Muller, dd. adjudant, wordt opgedragen eene meer nauwkeurige verkenning der kust, tot aan de rivier Kadjoeop dien zelfden dag; en dat nog op den 9erl Februari (vide journaal van den 8en) den kommandant der zeemacht, vergezeld van den chef van den staf der expeditie en den kapitein Steek, eene verkenning op de Tjinrana omtrent vier in dat journaal bekend gestelde punten, werd opgedragen, die, zoo ooit, dan zeker vijandelijkheden zoude hebben uitgelokt. En dat alles, terwijl de oorlog eerst op den 11™ daaraanvolgende verklaard werd. De lezer oordeele. Naar mijne zienswijze zoude er voor zulk eene beduchtheid ook geene reden bestaan hebben. Hoewel er spanning bestondwaren wij met Boni in vredewat meer is, onzen jongeren broeder was onze bondgenoot (bladzijde 73, 85 en 86 van deel I). Wat heeft nu bij de verkenning van Sindjaij plaats gehad? Eenige officieren roeiden in de sloep van een koopvaardijschip dus in een ongewapend vaartuig, op eenigen afstand van den wal, over de reede, en, zonder eenige vijandelijkheid te plegen namen zij met kijkers de kust en de plaats op, zonder meer. Ik geloof niet, dat de meest prikkelbare natie in Europa onder zulke omstandigheden, daarin eene daad van vijandelijkheid zoude gezien hebben. Had overigens de bevolking van Sindjaij die verkenning willen be lettendan ware voor haar niets gemakkelijker geweest; doch ook zij heeft er blijkbaar geen kwaad in gezienof althans daarvan niet doen blijken. Dat ik niet in het rapport dier verkenning heb bekend gesteld, ook aan den wal te zijn geweest, is alleen daaraan toe te schrijven, dat dit eerst na afloop der eigenlijke verkenning plaats gevonden heeft, en tot die verkenning ook in geen direct verband stond. Het was op een vlak strand, onbewoond en onbebouwd, en wel c. c. 500 passen van de dichtstbij zijnde woningen verwijderd. Kans om vijan delijkheden uit te lokkenbestond daar minder dan vroeger, en men

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 604