604 Ook kan ik in Kellermamrs rapport niets vinden van eene groote spanning. Tegen het indirect verwijt, dat hij niet de geheele waar heid in zijn rapport zoude opgenomen hebben, kan hij, dat goed vindende zich-zelven wei verdedigen. Het zal er dus wel op neer komen, dat de berichtgever minder juist gezien heeft, zooals ik dat, in mijne bijdrage, als mijn ver moeden mededeelde. Zijne geloofwaardigheid, achtbaarheid en moed worden door mij geen oogenblik betwijfeld; maar bedrieg ik mij niet geheeldan kwam hij bij deze expeditie voor de eerste maal in het vuur; daarbij is ook de dapperste niet altijd kalm en bezonnenen kan men zich wel eens vergissen,getuigen de zoo uiteenloopeude verhalen die men bijna van ieder geleverd gevecht verneemt door de verschillende personen die er aan deel genomen hebben, en waarbij het soms on mogelijk wordt, zich bij hetzelfde gevecht terug te denken. Men kan dus alle loffelijke eigenschappen bezitten die hier den be richtgever worden toegekend, zonder daarom altijd juist te zien, en het verdient opmerking, dat hij hier niet alleen in tegenspraak is met Kellermann, maar wat later ook weder met mij, omtrent den tijdtoegestaan tot de voltooiing der versterking te Badjoa. Ik geloof ook, dat, wanneer de schrijver bij het samenstellen zijner geschiedenis dit rapport had kunnen raadplegen, dan het verhaal van het gevecht wel eenigszins anders zoude zijn ingekleed. Dat ik den schrijver over iets, wat op dit gevecht betrekking had,, hard zoude gevallen zijn, moet ik ontkennen. Ik heb alleen in het belang van waarheid en geschiedenis aange wezen, wat tot eene juistere voorstelling noodig voorkwam. (bladzijde 181, vóórlaatste volzin) //Het daarop volgende verhaal", enz. Wat daaromtrent in mijne tegenwoordigheid, die niet van langen duur kon zijn, verhandeld werd, heb ik medegedeeld, zonder des schrijvers verhaal tegen te spreken. Ik kou te eer gelooven, dat dit toen juist was, dewijl de gewonde, alleen onder de armen gesteund, van kampong Badjoa te voet naar ons verblijf kwam, en, na verbonden te zijn, ook weder op dezelfde wijze naar het strand ging; wanneer ik mij althans niet geheel bedriegna alvorens nog alle beschikkin gen genomen te hebben voor zijne vervanging en de mijne, en voor de inschrijving van het journaal.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 613