605 Bij het in afschrift medegedeelde geneeskundig certificaatdat ik mij niet herinneren kan ooit onder de oogen te hebben gehad, en ver moedelijk door den gewonde-zelven mede naar Java genomen is, houdt evenwel allen twijfel op, en blijkt er uit, dat de verwonding erger bevonden is dan aanvankelijk vermoed werd. Zoolang dat document mij niet bekend washad ik het rechtal stond het ook in het journaal, over hetgeen ik er aanvankelijk van gehoord had het mijne te denken, maar mocht ik daarvan geen ge bruik maken in een officieel schrijven aan mijnen mede-commissaris. Waarom ik niet beter ouderricht was, vindt zijne verklaring daarin, dat in het hoofdkwartier stilzwijgend besloten scheen, over die zaak nooit te spreken. Wat minder of wat ernstiger, waszoo als ik ook in mijne bijdragen gezegd heb, van geen geschiedkundig belang. Voor mij had het altijd ten gevolge, dat ik een in het geheel niet gewenscht kommando moest overnemen, gedurende een scherp ge vecht, met ongeveer 50 dagen tijd voor. mij, en gebonden door eene beslissende instructie, die ik anders nooit zoude hebben aangenomen zonder met aandrang meerdere vrijheid te vragen om de Bonische strijdkrachten afdoende te slaanBoni te tuchtigenen eene vestiging te doen maken, die uit den aard der zaak sterk zijn moest omdat zij in vijandelijk land lag. Er was toen toch nog niets beslissends gedaan dan het nemen van Badjoa met de landing. De schrijver zegt verder, op bladzijde 183: '/Of de Hoeren", enz. Ik althans zoude niet geschroomd hebben, o. a. den nog al hoog geplaatste!) persoon te noemen, die mij het eerst ongevraagd over die treurige geruchten gesproken had, zonder daarbij geheimhouding te bedingenen wanneer men ook deze gehoord had en zoo vervol gens. dan moest het m. i. niet buitengewoon moeielijk geweest zijn, tot den oorsprong op te klimmen. Hoe dat ook zijwanneer het om de waarheid te doen wasdan waren wij de als van zelf aangewezen personenom ook door de commissie (kolonels Wassink en Kobold en.de majoor Smits?) ge- Sedert ik mijne bijdrage schreef, was ik in de gelegenheid den luitenant-kolo nel J. van Leijden persoonlijk te ontmoeten, en heeft hij mij in mijne meening be vestigd, dat hij nooit gehoord was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 614