hoord te worden. Van laster, in den geest der wet, zoo als de
schrijver aanvoert, kon dusdoende nooit sprake zijn.
Het onderzoek had tot in het uiterste behooren te worden voort
gezet, en niet beëindigd, voordat men daarmede tot eene uitkomst
was geraakt. Het gold toch voor den betrokken persoon rechtstreeks
het hoogste goed, eer en goeden naam, en middellijk ook voor het
leger; te meer had het hier moeten gebeuren, daar deze door aan-
huwelijking nog al na aan den legerkommandant verwant was, en zelfs
een zweem van nepotismus zoodoende vermeden was geworden.
Niemand toch kan zich boven verdenking verheven achten, en
dikwerf heb ik dan ook de meening hooren uiten, dat, wanneer een
ander persoon op zoodanige wijze op de tong geraakt was, men de
zaak niet zoo zoude hebben laten doodbloeden.
Is nu evenwel dat onderzoek in den vorenomschreven geest beëin
digd, dan-had daaraan publiciteit behooren gegeven te zijn, waarvan
mij evenwel nooit ietshet minste zelfster oore gekomen is. Het
eenige wat mij van dat onderzoek is bekend geworden, maar voor
de waarheid kan ik natuurlijk niet instaan, is, dat het op verzoek
van den belanghebbende was gestaakt, dewijl hij niet zoude hebben
gewild, dat er voor hem iemand ongelukkig werd.
Hoe dat nu ook zijde wijze, waarop deze teedere zaak is behan
deld, heeft zeker slechts weinigen kunnen bevredigen, en heeft onbe
twistbaar ten gevolge gehad, in plaats van die vreemde geruchten
te logenstraffendat die al meer en meer verspreid werden en ingang
vonden. Wat de reden geweest iswaarom de schrijverdie anders
bij de le expeditie zoo in bijzonderheden treedt, dat hij zelfs de con
signes der veldwachten in beschouwing neemt, deze geruchten in zijne
geschiedenis geheel onbesproken gelaten heeft, is mij niet duidelijk.
Onbekendheid kan het niet zijn geweest, want ze hebben gemoe
deren', tongen en pennen genoeg in beweging gebracht, en waren
zelfs tot in de bivak hutten der inlandsche soldaten doorgedrongen.
De schrijver zegt ook zelf, aan den voet van bladzijde 182, Mili
tair Tijdschrift, er meer van te weten dan ik, ofschoon dat nog iu
het geheel niet zoo zeker is.
Ze waren toch ook niet van belang ontbloot voor de le Boniscbe
expeditie, want ze hebben in de publieke opinie eenen donkereu
schaduw op al de verrichtingen dier expeditie geworpen, die zich
zelfs over de geschiedenis van den schrijver heeft uitgestrekt.
Geen onbevooroordeeld lezer zal dat tegenspreken.
606