615 (bladzijde 188, tweede nieuwe volzin): //Wanneer de schrijver", enz. Waarin ligt dan het gevaar van het omwoelen van //oorspronkelijke gronden", als het niet het gevaar van ziekte is? (bladzijde 188, vierde nieuwe volzin): //De datum en plaats", enz. Geloove het wie wil, dat èn de datum, èn de plaats van over lijden van den intendant der expeditie Keiler eene drukfout zoude zijn. Het is eene van de geschiedkundige blunderszooals ik er al veel meer aangewezen heb. (bladzijde 189, eerste nieuwe volzin) //Het bekendgestelde", enz. Waarom eerst op 12 Mei in het journaal melding is gemaakt van eenen vroeger op mijnen last aan Kraëng Aroe Palakka ge schreven brief, weet ik thans niet meer, doch daarvoor moet eene of andere oorzaak bestaandaar in den regel van de correspondentie in -het journaal geene melding gemaakt werd. De tegenwoordige kolonel Pel, die van het schrijven van dien brief kennis draagt, en als kapitein, wd. chef van den Staf, het journaal aanhield, zal zich dat wellicht herinneren. De schrijver, (de tolk W. Yoll) is, voor zoover ik weet, ook nog in leven. In verband tot dien brief, en afgaande op den naam, waaruit men meende te mogen opmaken, dat die kampong het eigendom van genoemden prins wasis toen den last gegevenPalakka bij de be volen tuchtiging en bestraffing te sparen, en de lezer kan in het IVe hoofdstuk van des schrijvers tweede deel, desverkiezende, zien, dat die last stipt opgevolgd is. (bladzijde 189, laatste volzin): //Ik blijf bij mijn beweren", enz. De Gouvernements-commissaris was voor zijn doen en laten alleen verantwoording schuldig aan den Gouverneur-Generaal, en behoefde aan den kommandant der expeditie alleen datgene mede te deelen, wat voor deze van eenig belang was voor de dadelijke oorlogvoering, en niet van de pogingendie hijdoor zendelingen of door brieven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 624