616 aau verschillende vorsten of andere personenbeproefde, om zich met de vorstin en hadat van Boni in aanraking te stellen. Dat zijne cor respondentie met den kommandant der expeditie, dien hij dagelijks, zoo noodig, ontmoeten of bij zich ontbiedeu konvan weinig omvang moet zijn, is duidelijk. Om over hetgeen hij gedaan heeft een rechtvaardig oordeel te kunnen vellen, moet men inzage gehad hebben van zijn eigen archief, of men moet hem-zelven bezig hebben gezien. Beide is mij te beurt gevallen; van daar, dat ik het recht had, te zeggen, //dat des schrijvers beschuldiging geheel ongegrond, uit de lucht gegrepen, en moeielijk van lichtvaardigheid vrij te pleiten was.1' Ter zake zij het mij vergundook eens een schrijven aan te halen, en wel van den tegenwoordigen Gouverneur van Sumatra's Westkust, den Heer E. Netscher, die toen, referendaris bij de secretarie, aan den Gouvernements-commissaris was toegevoegd, die altijd met hem werkte, en hem tot aan zijnen dood niet verlaten heeft. Die ver dienstelijke hoofdambtenaar, die, beter dan wie ook, beoordeelen kan, of de commissaris al of niet het mogelijke heeft gedaan, om met het hof van Boni in aanraking te komen, of het tot toenade ring te bewegen, heeft mij welwillend toegestaan, van dit schrijven gebruik te majren. "Hooggeachte Generaal //Ik ben het geheel met U eens, dat de kapitein Perelaer dwaalt, als hij zegt, dat door den Gouvernements-commissaris, na den val van Boni op 28 Eebruari 1859geene pogingen gedaan zijn om eenige toenadering met het vijandelijk hof te bewerken. En weinig grond is er, om dat beweren als juist aan te nemen, alleen omdat dien officier daarvan nergens iets gebleken is." //Voor hem, die bekend is met den werkzamen geest van wijlen den Heer De Perez, die weet hoe hij gedrukt ging door den on- gelukkigen loop der eerste Bonische expeditie, waarvan hij zich, zoo wel voor het Gouvernement als voor zijn eigen naam, zoo veel schoons had voorgespiegeld is het niet aan te nemen dat ZHEdG. niet alles zoude hebben gedaan, wat een gunstigen afloop der zaak kon be vorderen." «Daartoe werd, zooals mij bekend is, ook de tusschenkomst van andere vorsten van Celebes gebezigden elk middel, om de koningin van Boni rechtstreeks de gelegenheid tot toenadering te gevenwerd aangewend."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 625