621 (bladzijde 192, laatste nieuwe volzin) //Dat door kolonel W.", enz. Reeds heb ik medegedeelddat ik, van Badjoa te Makassar aangeko men voortdurend aan koortsen lijdende was, evenals verreweg de meeste officieren en minderen, die aan de le expeditie hadden deelgenomen. Het laatste schrijven, hier door schrijver aangehaald, is van 15 Augustus 1859. Of die brieven in handen van den legerkommandant, die zich, tijdens mijn verblijf te Makassar, gedurende eenigeu tijd op eene inspectie-reis over Java bevond, gekomen zijn, weet ik natuurlijk niet, doch ik heb eenige reden om het te betwijfelen. Eerst den 3den November kwam de luitenant-geDeraal J. Van Swie- ten te Makassar aan en nam den 4eu daaraanvolgende, het kommando der expeditie van mij over. Tusschen het schrijven van den aangehaalden officieëlen brief en de overgave ligt eene ruimte van c. c. 80 dagen. Ik had dus al den tijd om op mijn verhaal te komen en in be terschap toe te nemenzooals dan ook inderdaad plaats had. Gedurende mijn aanwezen te Makassar onderhield de luitenant- generaal Van Swieten met mij direct eene zoogenaamde semi-officiëele correspondentie, terwijl de officiëele stukken, op de gewone wijze, aan het militair departement gezonden werden. Bij zulk een semi-officiëel schrijven, bekwam ik het eerst kennis, dat tot eene tweede expeditie zoude worden overgegaan, de generaal- majoor Steinmetz daarover andermaal het bevel zoude voeren, en ik ais tweede kommandant daarvoor bestemd was; wordende wijders al hetgeen verder op die expeditie betrekking hadals transport- en debarkementsmiddelenhulptroepen enz., bij dergelijk schrijventus schen Z. E. en mij verhandeld. Op mijne schriftelijke bedenking, met de 2e expeditie ander maal ondergeschikt mede te gaan, onder bekendstelling mijner motie ven, werd mij door Z. E. nog gewezen op het voorbeeld van zelf verloochening, door den maarschalk Canrobert in de Krim gegeven, en is mij bij die semi-officiëele correspondentie niet gebleken, dat de legerkommandant kennis droeg van mijn ongunstigen gezondheids toestand, zoodat men dan ook, tot het laatste toe, zelfs nadat in het kommando der expeditie verandering gekomen was, op mij het oog schijnt gehad te hebben als 2en kommandant. De lezer, die zich de moeite getroosten wil, de samenstelling der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 630