625 belang in stelt, vrage het den eerste den beste, die bij het nemen van Boni is tegenwoordig geweestmen zal hem zeggen dat de daken hoog boven alle borstweringen uitstaken; met die van andere gebou wen of woningen was dat het geval niet altijd, want het terrein, waarop de plaats gebouwd was, was zeer geaccidenteerd en begroeid. Den volgenden morgen omstreeks 6 uren, nadat in verschillende richtingen troepen op verkenning waren uitgezondengaf ik last, het geen den vorigen dag, door de groote vermoeidheid der troepen, van Boni was gespaard gebleven, in de asch te leggen. De orders werden steeds aan den chef van den staf gedicteerd of opgegeven, die ze dadelijk in zijn notitieboekje opteekende en, door adjudanten of andere beschikbare officieren, aan de belanghebbenden liet overbrengen. Uit dat notitieboekje werd het journaal zoo spoedig mogelijk in gevuld, en de kapitein Bijl De Vroe was er geenszins de man voor, om daarin iets anders neer te schrijven, dan hetgeen hem was bevo len, en dusdoende een belangrijk register te vervalschen, waarvan de aanhouding' hem was opgedragen en toevertrouwd. Geheel in overeenstemming met den last, het gespaard geble ven gedeelte van Boni te verbranden, werd eene troepenmacht van c. c. 350 man, waarbij minstens een twaalftal officieren of adelborsten, aangewezen. Om de missigit te verbranden, waren 1,10, of 25 (als men wil) man genoeg geweest. Maar was dip macht soms bestemd om de brandstichters te beschermen? In geenen deele, er was nergens een enkele vijand te zien. Hieruit blijkt overtuigend, dat die troepenmacht eene andere opdracht moet gehad hebben, dan de missigit te verbranden. Nog te meer, daar ze eerst omstreeks 10 uren, na aan de ontvangen orders te hebben voldaanin het bivouac terugkeerde. Zeker is ook voor mij de luitenant ter zee le klasse Van Gennep een alleszins geloofwaardig officier, doch het komt er hier maar op aan, van wien hij den last ontvangen heeft, en dat is zeer zeker niet van mij. De waarheid staat in het journaal der expeditie. (bladzijde 201, eerste en volgende volzinnen): //Waaromtrent ik mijne", enz. Men kan uit hetgeen hier wordt medegedeeld zien, hoe bij de le 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 634