634 De schrijver roept nu achen weeen zoude het wel willen doen voorkomen, of hem eene groote verongelijking door mij aangedaan was. Maar die aan den grooten weg timmert, haalt zich het oordeel der voorbijgangers op den hals; en die kaatst, moet op zijne beurt den bal verwachten. Ook ik verwacht op mijne beurt met vertrouwen de uitspraak van het leger, over hetgeen ik, eenig en alleen ter wille der waarheid in de geschiedenis, en zonder bijoogmerk, in mijne bijdragen ter neder schreef. Hemdie de geschiedenis der beide Bonische expeditiën gelezen heeft, en eenige aandacht aan die bijdragen schonk, zal het duidelijk zijndat de eerste expeditie bijna al het werk heeft verrichtzonder daarvoor veel dank in te oogsten, en dat de tweede, zonder veel inspanning of moeite, met de eer der onderwerping van Boni prijkt. Nietdat ik zoude willen bewerendat bij de eerste alles vol maakt geweest isniemand beter dan ik kan weten, hoeveel daaraan heeft ontbroken. Maar die volmaaktheid bereikte de tweede evenmin, in spijt van hetgeen de schrijver goedvindt, daarvan op bladzijde 331 van zijn tweede deel te zeggen. Bewijzen voor dit oordeel heb ik aange- teekend in de vestiging te Balang Nipa, die bij de eerste belangrijke ban djir dreigde weg te spoelen: in de wijze, waarop de hoofdplaats Bonijuist op de meest versterkte plaatsis aangevallen in het stellen, tot tweemalen toe, van een ultimatum, zonder dat aan de daarbij gevoegde bedreiging eenig gevolg is gegeven toen Wadjoe er zich niet aan stoorde, en in den wederrechtelijken roof van het Loehoesche rijkszegel. En als het er om te doen waszoude nog wel op meer onvol maakts kunnen gewezen wordenom dat oordeel te stavenal vindt men dat niet bij den schrijver vermeld. Trouwens de volmaaktheid is evenmin bij vroegere als latere ex peditiëntot dus verre, nog bereikt; getuigen o. a. de drie Balische en de beide Atjehsche, om niet van vele kleinere te gewagen; zoo dat wel mag worden aangenomen, dat de gewenschte volmaaktheid vooralsnog niet bereikbaar is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 643