635 Dat de kapitein Perelaer dus niet geweest is een nauwgezet schrijver der eerste, en evenmin een onpartijdig schrijver der beide Bonische expeditiën, zal wel geen nader betoog behoeven. Met eene scherpzinnigheidwaardoor die van eene lange reeks njijner vroegere chefs geheel te schande gemaakt wordt, heeft die schrijver, als bij ingeving, uit slechts eenige zijden druks, van mij afkomstig, nu ontdektdat ik hem den alsem niet spaar en bitter, wrevelig en kitteloorig ben (blz. 49 en 51); dat ik wufte en gezochte, aanmerkingen maak (blz. 54) dat ik hemtegen betere lezing innon-sens laat vertellen (blz. 188); dat ik inconsequent ben en aan mijne waardigheid te kort doe (blz. 190)enz. enz. Veel daarop te antwoorden, zal wel onnoodig zijn. Het door wie, en waarom, zoo iets wordt gezegd, doet hier tcch bijna alles af; maar ik ben van meening, dat wat minder aanmati ging den schrijver en zijn werk, in het algemeen oordeel, zeker niet zoude hebben geschaad, maar veeleer het tegendeel. Padangden 25 October 1874. Wale son. Het eerste gedeelte van dit opstel ontvingen wij reeds in de maand Juli, terwijl de ontvangst van het slot door eene ernstige ongesteldheid des schrijvers werd vertraagd. Onzes inziens zal met de plaatsing van het bovenstaande het debat gesloten kunnen worden. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 644