KORT OVERZICHT DER EERSTE EXPEDITIE MAR ATJEH.
De tijd is nog niet gekomen om eene uitvoerige en critische be
schrijving te leveren van de eerste expeditie naar Atjeh. De gege
vens tot eene onpartijdige beoordeeling ontbreken nog. We zijn
dus genoodzaakt, zoodanige beschrijving tot later uit te stellen, en
ons voorloopig te bepalen tot een algemeen overzicht der feiten, ge
trokken uit de officiëele verslagen.
De redenen, die aanleiding gaven tot het zenden van een Gou-
vernements-commissaris en eene belangrijke krijgsmacht naar het
rijk van Atjeh de eerste om opheldering te vragen omtrent het
verraderlijk gedrag van den Sultan en waarborgen te eischen voor
de toekomst, de krijgsmacht, om aan onze eischen klem bij te zetten
en ze zoo noodig gewapenderhand te doen inwilligen, kunnen wij
bij onze lezers als bekend veronderstellen. Zoowel de door den
Minister van Koloniën aan de Staten-Generaal overgelegde Nota over
de betrekkingen tusschen Nederland en Atjeh sedert 1824 als ver
schillende brochures en tijdschriften (o. a. de brochures van de heeren
Veth en Gerlach over dit onderwerp) hebben daaromtrent genoegzaam
licht verspreid om ons, met het oog op de beknopte behandeling
die wij ons voor het oogenblik voorstellen, van de verplichting te
ontslaan, daarover verder uit te wijden.
We kunnen ons overzicht dus beginnen bij de aankomst ter reede van
Atjeh, op den 22sten Maart 1873, van den Heer N. Nieuwenhuijzen,
vicepresident van den Raad van Indië, als Gouvernements-commissaris.
Koloniaal verslag van 1873.