61 Terstond werd de tolk Si Tahil, dezelfde die bij vroegere bezoeken van oorlogsschepen als tolk gefungeerd had, naar den wal gezonden, met een brief van den Gouvernements-commissaris aan den Sultan. Yoor het overbrengen van den tolk was eene prauw, die men den vorigen dag op zee ontmoet had, in dienst genomen, omdat de jongste berichten omtrent de stemming in Atjeh het niet raadzaam deden achten, onze manschappen naar den wal te zenden. De vijandige gezindheid der bevolking bleek dan ook dadelijk hieruit, dat de be drijvigheid der visschers op het strand, die bij aankomst der schepen werd waargenomen, zeer spoedig ophield, terwijl in hunne plaats eene g'roote, steeds aangroeiende menigte gewapende lieden zich aan het strand vertoonde, die den ingang der rivier en een paar nabijgelegen bentings bezette en in allerijl eenige aarden borstweringen opwierp. In den brief van den Gouvernements-commissaris werden de grie ven van het Nederlandsch-Indisch Gouvernement tegen Atjeh uit eengezet, en omtrent de bekende dubbelzinnige handelingen van Atjeh, speciaal omtrent de verrichtingen der Atjehsche gezanten te Singapore, ophelderingen gevraagd, terwijl de Gouvernements-com missaris zich voorbehield om, wanneer die ophelderingen zouden ge geven zijn, met de bestuurders van Atjeh in overleg te treden omtrent de wijze, waarop eene gewenschte verhouding tusschen het Neder landsch-Indisch Gouvernement en Atjeh zou zijn tot stand te brengen. In den avond van 23 Maart bracht de tolk een schrijven van den Sultan terug. Daarin was van ophelderingen geen spoor, en werden de handelingen der gezanten zelfs niet ter sprake gebracht. De Sultan schreef alleen, dat hij het antwoord afwachtte op zijn brief aan Turkije. //Ware het zoo ook niet naar den wensch van het Gouvernement" zoo drukte de Sultan zich uit //het is tweemaal mijn wensch." Den volgenden dag zond de Gouvernements-commissaris een twee den brief aan den Sultan, waarin hij nader op de verlangde ophelderin gen aandrong, onder opmerking dat, met het oog op de krijgstoerustingen die in Atjeh gemaakt werden, geen genoegen kon worden genomen met eenig verwijl, en dat tot beslissende stappen zou moeten worden overgegaan, indien niet binnen 24< uren antwoord kwam. In den avond van den 25s'el1 werd van den Sultan een antwoord ontvangen, waarbij hij zich wederom van elke opheldering onthield, en er zich alleen over beklaagde, dat men tot hem kwam voordat de 6 maanden, voor welke hij uitstel van het vroeger aangekondigde bezoek aan den resident van Riouw had gevraagd, verloopen waren- I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 68