Tegelijkertijd met de brieven van den Gouvernements-commïssaris
aan den Sultan waren door twee aanzienlijke inlanders, die eerst
genoemde hadden vergezeld, brieven gezonden aan een der voornaamste
rijksgrooten, om hem aan te raden den afgevaardigde van het N. I.
Gouvernement aan boord een bezoek te brengen, en de bestuurders
van Atjeh over te halen aan diens vertoogen gehoor te geven. De
bedoelde rijksgroote verontschuldigde zich wegens ziekte. Daar de Sultan
alzoo weigerachtig bleef, de verlangde ophelderingen te geven en blijk
baar slechts trachtte, tijd te winnen om zich beter ten strijde te kunnen
uitrusten en zich bondgenooten tegen ons te verwerven, werd hem
den 26ste» Maart door den Gouvernements-commissaris de oorlosr ver-
klaard.
Terwijl nu de voor Atjeh aanwezige flotille in den vroegen mor
gen van den 27sten, toen dus de oorlogsverklaring in handen des Sultans
was, zich gereed maakte om het vuur op de langs het zeestrand opge
worpen bentings te openen, werd een nadere brief van dien vorst
ontvangen, waarbij deze een uitstel van twee dagen verzocht, om
op de eischen van den Gouvernements-commissaris een definitief
antwoord te geven. Dit verzoek werd ingewilligd, op voorwaarde
dat de krijgstoerustingen aan den wal van stonde af aan zouden
worden gestaaktmen hoopte daardoor eene vredelievende oplossing
der bestaande kwestiën in de hand te werken.
Te vergeefs echter; de werkzaamheden aan den wal bleven voort
duren, waarom in den loop van denzelfden dag een schot op een
der bentings werd gelost, dat die werkzaamheden deed staken.
Doch toen de vijand, van den schrik bekomen, den volgenden
morgen weder met kracht doorwerkte aan en nabij de forten, volgde
er van onzen kant een gematigd maar geregeld bombardement op die
sterkten, dat den 29sten in mindere mate werd' herhaald.
Na het verstrijken van den gestelden termijn was nog geen ant
woord van den Sultan ontvangentoen werden eenige granaten in
de richting der op circa 3600 meters verwijderde kraton van den
Sultan geworpen welke, volgens later bekomen berichten, om en bij
die plaats waren neergevallen.
Eerst op den middag van den 31sten gewerd ons des Sultans ant
woord, dat echter zeer onbepaald was. Later, den lstei1 Mei, is
nog een nader uitgelokt schrijven van dien Vorst ontvangen, dat
mede tot geene voldoende werkkringen leidde, waarna de onderhan
delingen zijn afgebroken.
Volgens de inlichtingen, door onzen tolk reeds bij zijn eerste
62