67 batterij en vier mortieren van de bergbatterij, en de halve compagnie mineurs, aan welke laatste was opgedragen de versterking te vernielen. De marsch der oprukkende troepen werd aanvankelijk zeer ver traagd bij het overgaan eener rivier, in de nabijheid van het bivouac, waarover nog slechts ééne, voor den overtocht van artillerie geheel onvoldoende brug had kunnen geslagen worden. Op het eerste gedeelte van den opmarsch werd, in spijt van het zeer ongunstige terrein, geenerlei weerstand ondervonden, en waren de uitgestrekte kampongs geheel verlatendie weerstand ving echter aan bij de versterkte missigit, eenigszins voorwaarts aan den kraton. Daar geraakte de voorhoede in een gevecht, waaraan achtereenvol gens de artillerie en de beide bataillons moesten deelnemen; de te genstand was hardnekkig en de geheel steenen ringmuur maakte bestorming ondoenlijk: aan de artillerie gelukte het echter met be hulp van lichtkogels de missigit in brand te schieten, waarna de troepen den muur beklommen en de vijand de versterking verliet. Nog tot circa 5 uur des namiddags bleef het vuurgevecht aanhouden, daar de troepen in de missigit van uit den kraton en van de over zijde der rivier werden beschoten. De opperbevelhebber oordeelde het toen noodig, wegens de groote vermoeidheid der troepen, den strijd voorloopig te staken. Ook be sloot de generaal, wegens het onraadzame om onze macht gedurende den nacht te verdeelen, de missigit niet bezet te houden. In de onmiddellijke nabijheid (op omstreeks 800 pas benoorden de missigit), werd dus door de gezamenlijke troepen, die intusschen met een van het zeestrand ontboden peloton cavalerie waren vermeer derd, het bivouac betrokken, met de reeds in den loop van den dag gevestigde ambulance tot middenpunt. Gedurende den strijd waren 10 man gesneuveld en 30 gekwetst. Den 11 den April moest de opperbevelhebber de afgematte troepen rust gunnen, welke dag benuttigd werd om de gesneuvelden met militaire eer te begraven, de gekwetsten naar het strand te brengen en de vivres op te voeren. De in de bentings langs het zeestrand gekampeerde troepen waren se dert de inbezitneming niet door den vijand verontrust geworden. Het bivouac aldaar was in den loop van den 1 Oden wat oostelijker geplaatst. Door de marine werd intusschen beide dagen onafgebroken voort gegaan met het ontschepen van vivres en andere benoodigdheden, hetgeen wegens de branding nu en dan met vele moeielijkheden ge paard ging.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 74