74
zee- en landmacht en door den inmiddeld benoemden opperbevelheb
ber, den generaal-majoor G. M. Verspijck, en waarin, overeenkom
stig de gevraagde machtiging, besloten werd de krijgsbedrijven te
lande tijdelijk te staken, om die in het najaar, bij de intrede van
het gunstige jaargetij, met kracht te hervatten. Het besluit werd
genomen, vooral met het oog op den moesson, waardoor de gemeen
schap tusschen de schepen en den wal weken lang kon verbroken
zijn en dus de gelegenheid ontbreken kon om de troepen naar be-
hooren van voedsel en drinkwater te voorzien.
Naar aanleiding van een vroeger telegram van den gouvernements
commissaris, dd. 14 April, waren door den Gouverneur-Generaal be
velen gegeven betreffende de afzending, te gelijk met het vertrek
van den nieuw benoemden opperbevelhebber, eener versterking van
militaire en marinemacht, waartoe waren aangewezen om den 203ten
onder stoom te gaan Zr. Ms. stoomschepen Timor en Banla en twee
bataillons infanterie, benevens eenige artillerie. Die bevelen kwamen
nu te vervallen. Daar intusschen bij het besluit tot staking der
expeditie bepaald was dat de vijandelijke kust, in afwachting eener
effective blokkade, zou blijven bekruist worden tot wering van den
invoer van den oor!o?scontrabande, werd de last tot afzending van
den eerstgenoemden oorlogsbodem gehandhaafd.
De machtiging der Indische Regeering om de troepen te doen te-
rugkeeren, werd in den avond van den 23sten April door den gou-
vernements-commissaris ontvangen.
In het bivouac was men intusschen niet verontrust geworden; men
had zich bevlijtigd, dit voor de grootere troepenmacht zoo veel doen
lijk geschikt te maken, en tevens het noodige verdedigingsvermogen
te geven.
Dagelijks werd door de artillerie en cavalerie onder bedekking der
infanterie gefourrageerd, doch met weinig succes. Geen vijand echter
liet zich zien en de langs het strand, ook tot uitbreiding onzer ter
reinkennis nog ondernomen verkenningen (waaronder op den 20sten
eene met vrij belangrijke macht) gaven mede geen aanleiding tot
eenige vijandelijke ontmoeting.
Uit het verschijnsel dat de vijand, die de onzen bij hun terug
tocht naar het strand met eene betrekkelijk geringe macht groote
afbreuk had kunnen doen, zich daarvan ten eenen male onthield en
ook het strandbivouac tot dus ver geheel ongemoeid liet, scheen op
te maken, dat hij vooraan meer verdedigender- dan aanvallenderwijs
zoude te werk gaan.