79 vail den generaal Prossard, zoo heftig veroordeeld wegens zijne neder laag bij Porbach; zoo verzacht hij den blaam, zoo overvloedig uit gestort op het hoofd van den generaal de Pailly, wegens zijne wer keloosheid bij Wörth. Daarentegen laat hij niet, zonder ze te doen uitkomen, eenige misslagen voorbijgaan, gepleegd in deze twee gevechten door Duitsche generaals. Misschien laat de geleerde theoreticus, in zijne billijke bewonde ring voor de groote oorlogen van het Consulaat en het eerste kei zerrijk, zich verleiden tot vergelijkingen die niet volkomen billijk zijn. De veldtochten in Italië b. v. met hunne coups de génie met hunne snelle en onverwachte combinaties, hebben zeker weinig overeenkomst met wat de heer Lecomte, niet zonder eenige klein- achting, de Pruisische machinerienoemt. liet is echter aan redelijken twijfel onderhevig, of de overwinnaar van Arcole, zoo hij nog tot de levenden behoorde, niet de eerste zou zijn om die machinerie" te scheppen, welke zoo verderfelijk voor Prankrijk geweest is. Immers, de eerste plicht van een groot krijgs kundige schijnt te bestaan in verbetering van het werktuig waarover hij beschikt, ten einde, zooveel mooglijk, alle kansen op zijne hand te hebben. Napoleon I zelf heeft dat altijd gedurende zijne geljeele loopbaan gedaan. En als hij soms met zwakkere strijdkrachten dan de tegenstander optrad, door bekwaamheid aanvullende, wat hem aan ge talsterkte ontbrak, kon hij niet anders. Bovendien, wat vóór zestig en zeventig jaren geoorloofd was, in het nu niet meer. Sinds de spoorwegen de gewone wegen vervangen hebben, althans wat de bij- eentrekking van de troepen aan de grenzen betreft, is eene organisatie tot iu de kleinste bijzonderheden, sinds geruimen tijd voorbereid, eene gebiedende noodzakelijkheid geworden, want zonder deze bren gen de spoorbanen slechts wanorde en verwarring voort. Men heeft het in den jongsten oorlog genoeg gezien. Zoo de schilderachtige en dramatische zijde van den krijg er door verzwakt is, zoo de operatieu nu minder onverwacht zijn, zoo het genie zich laat raden in de wiskundige voorbereidingen van het studeervertrek in plaats van zich te openbaren in de stoute grepen op het slagveld, kan men dit betreuren op het standpunt van den toeschouwer, maar die vervorming ligt evenzeer in het noodlot als het verdwijnen van de ridderschap bij de invoering van de vuurwa penen. Goedschiks of kwaadschiks, men moet er in berusten. Wij zijn bovendien overtuigd, dat ondanks zijne ingenomenheid met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 86